NEDERLANDS GENOOTSCHAP VAN BIBLIOFIELEN .
UITGELICHT
De rubriek UITGELICHT geeft ruimte aan leden van het genootschap om hun bijzondere verzameling of delen daaruit nader toe te lichten. Daarnaast worden boeken gepresenteerd die door leden zijn geschreven,. Regelmatig wisselt de inhoud van deze rubriek. De vijfde bijdrage presentatie in deze rubriek beschrijft
bij uitzondering de tentoonstelling naar aanleiding van de 460ste verjaardag van het overlijden van Andreas Vesalius,Pionier op het gebied van anatomie en medische wetenschap.Een selectie van 21 medische werken uit verzamelingen van leden van de Vereniging van Antwerpse Bibliofielenben het Nederlands Genootschap van Bibliofielen tijdens de Internationale Boeken- en Prentenbeurs, Mechelen 6-8 december 2024.
Herdenking Andreas Vasalis
In december 2022 verbroederde het bestuur van het Nederlands Genootschap voor
Bibliofielen met dat van de Vereniging Antwerpse Bibliofielen in Antwerpen. Na een
succesvolle herdenkingsexpo met als titel “1473, de 550ste verjaardag van het eerste gedrukte
en gedateerde boek in Aalst en Utrecht” in 2023, is het nu het moment om de 460ste
verjaardag van de eminente anatoom Andreas Vesalius in de verf te zetten. Gegeven
het korte tijdsbestek werd afgezien van een traditionele en kostelijke tentoonstelling
met zeer veel materiaal maar werd het idee van een bottom-up, pop-up achtige
activiteit weerhouden.
Et Voilà…..
Met trots nodigen we u, bezoeker, uit op het ontdekken van 21 medische werken
waaronder drie eerste uitgaven van Vesalius, verspreid over drie vitrinekasten. Niet
alleen zijn de stukken bijna allen uniek daar slechts weinig exemplaren de tand des tijds
overleefd hebben maar uniek is ook het feit dat 7 particuliere verzamelaars, dus geen
publieke instellingen, bereid werden gevonden aan deze expositie deel te nemen.
Waarvoor zeer hartelijk dank!
Onze intentie is deze kennismaking met de medica zeer laagdrempelig te houden.
Deze catalogus werd dan ook opgezet in deze geest. Eerder dan ons te verdiepen in
collaties wijzen we u op interessante weetjes of belangrijke feiten. Wist u dat Andreas
Vesalius Leonhart Fuchs in Tübingen opzocht en dat hij in meerdere publicaties naar
Fuchs verwijst? De opstelling is opgebouwd rond een aantal belangrijke anatomen.
We beginnen met Vesalius, Valverde, Albini en eindigen met Sobotta, nu wereldwijd
vermaard om zijn anatomische atlas onder studenten geneeskunde. Deze stamvaders
worden aangevuld met ander belangrijk werk.
Tijdens de beurs nodigen we jonge verzamelaars uit op een korte rondleiding bij een
aantal standhouders. Ook aan hen veel dank verschuldigd voor hun geduld en
openheid.!
Geniet ervan.
Hartelijk
Dirk-Emma Baestaens, voorzitter VABib,
Wim Ruijgrok, voorzitter NGB
ANDREAS VESALIUS
Brussel, 31 december 1514 – Zakynthos, 15 oktober 1564Dr. Maurits Biesbrouck – meer details op www.andreasvesalius.beProf. Dr. Francis Van Glabbeek, hoogleraar Faculteit Geneeskunde en Gezondheids wetenschappen, UAVesalius werd als Andries van Wesele in Brussel geboren in 1514. Zijn vader was hofapotheker van keizer Karel V. Hij studeerde ‘middelbaar’ in Leuven en daarna geneeskunde in Parijs, maar door de oorlog tussen Karel V en Frans I moest hij naar huis terugkeren. Daar stal hij in de winter van 1536-37 een lijk van de galgen en prepareerde er een skelet uit. Dan trok hij naar Venetië voor zijn verdere opleiding en promoveerde op 5 december 1537 tot dokter in Padua. De dag nadien werd hij professor in de chirurgie en de anatomie. Tijdens zijn lessen werkte Vesalius aan zijn hoofdwerk,zijn De humani corporis fabrica, dat hij in 1543 in Bazel liet uitgeven. Daarop werd hij lijfarts van Karel V en vervolgens van zijn zoon Filips II, koning van Spanje, waardoor hij naar Madrid moest verhuizen. In januari 1564 vroeg hij de koning om toestemming voor een pelgrimstocht naar Jeruzalem. Filips II ging akkoord op voorwaarde dat hij niet te lang zou wegblijven. Op de terug reis werd hij ziek en stierf uiteindelijk op het Griekse eiland Zakynthos, waar hij werd begraven. Vesalius wordt wereldwijd beschouwd als de vader van de anatomie en de grondlegger van de moderne geneeskunde.Vesalius’ Fabrica Vesalius’ hoofdwerk, zijn De humani corporis fabrica libri septem (7 boeken over de bouw van het menselijk lichaam), kortweg de Fabrica, verscheen in 1543 in Bazel bij Johannes Oporinus.Indrukwekkend, zowel door de grondigheid waarmee hij de anatomische structuren beschrijft, alsdoor de ongewoon prachtige illustraties: alle houtsneden in perenhout, vermoedelijk getekend door Johan Stefan van Calcar, leerling van Titiaan. De overzichtsillustraties van de spieren bestaan uit twee reeksen van ‘spiermannen’ tegen een doorlopend landschap met de heuvels rond Abano Terme,waarbij spierlaag na spierlaag weggesneden is, te beginnen met een gevilde mannenfiguur en eindigend bij het skelet, zowel voor als achter. Hij zet daarin ook zijn originele methode uiteen om een menselijk skelet te bouwen uitgaand van de losse en grondig gereinigde beenderen. In 1555 verscheen bij Oporinus een tweede editie, maar zo diepgaand herwerkt dat het bijna om een nieuw boek gaat. Daarvan kocht Gerard Vogrincic in 2007 bij een antiquaar een opvallend goedkoop exemplaar. Bleek dat het van het begin tot het einde volgekrabbeld was met opmerkingen. Maar een studie door Vivian Nutton wees al rap uit dat het aantekeningen waren door Vesalius zelf, in voorbereiding van weer een nieuwe editie die er evenwel nooit kwam. Dat kostbaar exemplaar word nu bewaard in de Centrale bibliotheek van de Universiteit van Leuven.
Vesalius als geneesheer
Vesalius was geneesheer van opleiding en reeds in de Paraphrasis (zijn eerste werk) vertelt hij hoe hij een jongen van veertien genas van een blaassteen. Bij een jong meisje uit het gevolg van de gravinvan Egmont kon hij aantonen dat de doodsoorzaak een te stevig ingesnoerd corset was, en geen vergiftiging zoals de familie dacht. Hij kende het gevaarlijke aorta-aneurysma en stelde meer dan eens de diagnose, o.a. bij de zus van Antoon Perrenot van Granvelle, later de eerste aartsbisschop van Mechelen en kardinaal. Hij was trouwens de eerste die deze diagnose stelde en waarvan een autopsie later aantoonde dat zij correct was, zoals bij Leonard Welser (Augsburg). Als arts aan het keizerlijk hof verzorgde hij niet alleen de keizerlijke familie maar ook hun entourage. Hij behandelde Nicolas
Perrenot van Granvelle, de vader van Antoon, voor een aanslepende leverziekte met geelzucht en ascites en tekenen van galwegenobstructie. Op andere beroemdheden voerde hij de lijkschouwing uit. Hij schreef ook een boek over de behandeling van pleuritis, de zogenoemde Aderlatingsbrief,
waarin hij aantoonde dat de aderlating steeds rechts diende te gebeuren.
*************************************************************
In 2024 vieren de twee verenigingen van boekenliefhebbers uit de beide landen, de Vereniging van Antwerpse Bibliofielen (VABib) en het Nederlands Genootschap van Bibliofielen (NGB) dat 481jaar geleden de Fabrica als eerste “modern” anatomisch werk van de pers kwam.
Anatomie is bijna helemaal verdreven uit de standaard medische opleiding. In 1900 kreeg een student geneeskunde misschien 500 uur anatomieles. Tegenwoordig is daar misschien nog een derde van over. En die anatomie wordt steeds minder een fysieke, reële, eigenhandig uitgevoerde ervaring en
steeds vaker een digitaal beeld op een scherm. Het lichaam is, kortom, beschouwd als uitgelezen boek.In Vesalius’ tijd genoten de herontdekte autoriteiten uit de Oudheid onaantastbaar gezag. Zij en hun opvattingen waren als het ware heilig verklaard, tegengesteld aan wat zij bij leven zelf over de stand
van hun kennis dachten. Dat gold zowel voor Ptolemaeus op het gebied van de geografie als voor Galenus (beiden 2de eeuw na Chr.) voor geneeskunde, wiens ideeën de medische wetenschap bijna 1500 jaar lang domineerden. Sylvius, Vesalius’ leermeester aan de Sorbonne, formuleerde het als volgt: “Als de bevindingen niet overeenkomen met Galenus, dan moet het een geval van degeneratie zijn, of de mens is sindsdien veranderd.” Bepaald verhelderend voor de geest van de Nieuwe Tijd is de proefondervindelijke vaststelling vanVesalius dat een menselijke onderkaak slechts uit één deel bestaat en niet uit twee, zoals Galenus beschrijft. Toevallig ontdekt hij dat Galenus voor een aantal onderdelen van zijn boek steunt op de dissectie van apen en niet van menselijke resten.
De reputatie van de later wereldberoemde Antwerpse drukker Christoffel Plantin werd voorgoed gevestigd door de zogenaamde plagiaateditie, de Vivae imagines partium corporis humani (‘Levendige afbeeldingen van delen van het menselijk lichaam’) door Johannes Valverde in 1566 (zie lot 9
hieronder).
Tien jaar na het Vesaliusjaar 2014, een unieke en onverwachte aankoop. Een exemplaar van De humani corporis fabrica, het meesterwerk van Vesalius – met persoonlijke notities van de auteur zelf – is bij het internationale veilinghuis Christie’s aangekocht door de Vlaamse
Gemeenschap, samen met de KU Leuven. Vrijdag 2 februari 2024 (Feest O.L.-Vrouw Lichtmis – feest KU Leuven – jaarlijkse uitreiking eredoctoraten)
kochten de Vlaamse Gemeenschap en de KU Leuven een exemplaar uit 1555 van het magnum opus van Andreas Vesalius. Volgens Christie’s hebben ze daar de gigantische som van 2.061.680 euro (2.228.000 dollar) voor neergeteld. De humani corporis fabrica is dan ook niet zomaar een boek. Vesalius
wordt beschouwd als de grondlegger van de anatomische wetenschap. Zijn Fabrica geldt als het invloedrijkste medische boek aller tijden.
Bron https://nieuws.
kuleuven.be/nl/2024/de-humani-corporis-fabrica-van-vesalius-keert-terugnaar-zijn-alma-mater-ku-leuven
Catalogus Librorum
1 Andreas Vesalius,
Andreae Vesalii Bruxellensis, scholae medicorum Patavinae professoris, de Humani corporis fabricaLibri septem.Basilae, Joannes Oporinus, 1543.Particuliere Verzameling.
Zijn meesterwerk, kortweg “Fabrica”genoemd, is niet enkel het belangrijkste medisch werk dat ooit verschenen is maar volgens sommigen zelfs een van de meest vooraanstaande boeken welke tot heden ten dage gepubliceerd zijn.Het werk bestaat uit zeven grote delen die alle regio’s van het menselijk lichaam in het Latijn beschrijft. Het werk introduceert verschillende nieuwe medische als didactische aspecten. Teneerste is Vesalius de eerste die op een systematische wijze eigenhandig menselijke lichamen disseceert, analyseert en zijn bevindingen neerschrijft, iets wat voorheen nooit werd gedaan.Tevens introduceerde Vesalius in zijn Fabrica een nieuwe en volledig eigen methode om een skelet te assembleren, een methode die momenteel nogsteeds gebruikt wordt.Ten tweede illustreert hij zijn werk met figuren.Hiervoor doet Vesalius beroep op de school van Titiaan met als doel om zo nagenoeg levensechte tot in detail correcte illustraties te verkrijgen vanzijn dissectie preparaten.Een derde aspect is het introduceren van letters en cijfers op de illustratie welke verwijzen naar debenaming van de anatomische structuren op eenaparte pagina. Een detail hierin bestaat uit het“shading” effect of creëren van schaduwen omeen zeker perspectief in de tweedimensionale beelden te verkrijgen met als gevolg een beter anatomisch inzicht te geven.Een vierde aspect bestaat erin dat Vesalius telkens een zeer gedetailleerde beschrijving geeft van elke regio die gedisseceerd dient te worden, zodat elke lezer zelf kan ontdekken en controleren wat Vesalius juist bedoelde en wilde beschrijven.Het gevolg van dit revolutionaire, nagenoeg 500 jaar oude innovatieve werk is dat Vesalius niet enkel beschouwd kan worden als de grondlegger van onze huidige medische kennis, maar ook de grondlegger van ons huidig wetenschappelijkdenken, waarbij de observatie cruciaal staat.
2 Andreas Vesalius,
Radicis Chynae usus, Andrea Vesalio authore,Lugduni, Sub Scuto Coloniensi, 1547
Particuliere Verzameling.
Vesalius schreef niet alleen zijn Fabrica (het meest gekend) maar gaf in totaal wel tien werken uit. Dit boek is bekend als de Chinawortelbrief (eerste editie 1546). Het is een uitgebreid antwoord op een vraag van zijn collega Joachim Roelants van Mechelen, die ook geneesheer was aan het keizerlijk Hof van Karel V.
De keizer werd behandeld met een afkooksel van die wortel voor zijn gewrichtsontsteking en Roelants wilde van Vesalius weten of het middel baat bijbracht. Vesalius was toen sinds kort geneesheer aan het Hof. De Chinawortel (sassafras, sarsaparilla, lignum indicum, pokhout, …) was een nieuw ontdekt geneesmiddel waarvan veel verwacht werd, maar dat vooral gebruikt werd tegen gewrichtsontstekingen en syfilis. Vesalius beschrijft de plant, de herkomst ervan, de indicaties voor het gebruik en op het einde van zijn boek geeft hij ook een gedetailleerde manier om het afkooksel ervan te bereiden en te gebruiken.
3 Andreas Vesalius
Andreae VVesalii Bruxellensis, scholae Medicorum Patauine professoris publici, Epistola, Docens
venam axillarem dextri cubiti in dolore laterali secandam:& melancholicum succum ex venae portae
ramis ad sedem pertinetibus, purgari.[Venetiis]: Apud cominum de tridino Montisferrati. Anno M.D.XXXXIIII
Particuliere Verzameling
In de Vesalius’ tijd waren de behandelingsmethoden beperkt:geneeskrachtige kruiden, lavementen, aderlatingen. Werd voor dat laatste gekozen dan diende de arts ook te beslissen aan welke arm hij dit ging doen: rechts of links. Toen een belangrijke keuze, net omdat zo dikwijls op aderlatingen een beroep werd gedaan. Vooral bij pleuritis of een ontsteking van het longvlies (zijdewee, dolor lateralis). In die tijd woedde daarover in het Westen een verhitte discussie. Dit twistpunt komt in dit werk aan bod.Vesalius meende dat een aderlating steeds rechts moet gebeuren. Hij steunde daarvoor op steekhoudende anatomische argumenten: namelijk het verloop van een grote ader die in borstkas rechts gelegen is (de vena azygos) en die het bloed naar het hart afvoert van de ledematen en van de borstkas zelf. Als anatoom was hij daarvan zeer goed op de hoogte,anderen veel minder. Hoewel een ‘brief’ genoemd is ook dit werk een boek. Ook nu worden nog zelden aderlatingen uitgevoerd (bvb. bij een veel te hoge hematokriet) maar dat gebeurt dan aan de arm met de best toegankelijke aders.
4 Andreas Vesalius,
De Humani Corporis Fabrica Libri Septem. The Fabric of the Human Body. An Annotated Translation, of the 1543 and 1555 Editions. i
Annotatie en editie: Daniel H. Garrison, Malcolm H. Hast, i.s.m. Vivian Nutton en Nancy G. Siraisi. Basel, Karger, 2014. Particuliere Verzameling.
In deze editie van deze anatomische mijlpaal komen in de woorden van bijdrager Prof. Vivan Nutton (historicus van de geneeskunde, UC London), geschiedenis, geneeskunde en kunst samen. Dit monumentale werk verscheen in 2014, ter gelegenheid van de vijfhonderdste verjaardag van Andreas Vesalius (1514-1564). De redacteurs vergeleken beide gedrukte edities alsmede alle commentaren op de door Vesalius herwerkte tweede editie en voorzagen deze vertaling van commentaar. Het moeilijke Latijn van Vesalius is hier omgezet in leesbaar Engels. Meer over deze editie: https://vesaliusfabrica.com/. In deze editie van deze anatomische mijlpaal komen in de woorden van bijdrager Prof. Vivan Nutton (historicus van de geneeskunde, UC London), geschiedenis, geneeskunde en kunst samen. Dit monumentale werk verscheen in 2014, ter gelegenheid van de vijfhonderdste verjaardag van Andreas
Vesalius (1514-1564). De redacteurs vergeleken beide gedrukte edities alsmede alle commentaren opde door Vesalius herwerkte tweede editie en voorzagen deze vertaling van commentaar. Hetmoeilijke Latijn van Vesalius is hier omgezet in leesbaar Engels.
Meer over deze editie: https://vesaliusfabrica.com/.
5 Petrus Pontanus Petri de Ponte, caeci Burgensis [! = Brugensis],
In febris sevitiem invectivum carmen. [Parijs: z. n., 1509] Bibliotheca Schepperiana Mechliniensis (Mechelen) Tweede bekend exemplaar van een Latijns klaagdicht in elegische disticha over ellendige pijnlijke koortsaanvallen (malaria-achtige wisselkoorts?), door de uit Brugge afkomstige Parijse schoolmeester Pontanus (1475/1480-1529). De halfblinde leraar ontpopte zich tot een productief dichter, met meer dan vijfentwintig verzenbundels, variërend van 4 tot 148 ff. Het door de Bibliotheca Belgica beschreven exemplaar uit de Bibliothèque Mazarine in Parijs is wel niet opgenomen in de online catalogus van die bibliotheek, ook niet in de Inventaire chronologique des éditions parisiennes du XVIe siècle en evenmin in de online databank van Parijse drukken (BP16).
6 Fuchs Leonhart,
New Kreuterbuch in welchen nit allein die gantz histori das ist namen gestalt statt und zeit der wachsung natur krafft und wirckung, des meysten theyls der kreüter so in Teütschen und andern Landen wachsen. Mit dreyen nützlichen Registern. Basel : Michael Isingrin, 1543 Particuliere Verzameling Precies 458 jaar geleden, op 10 mei 1566, stierf Leonhart Fuchs, afkomstig uit Wemding in de Nördlinger Ries, in Tübingen. Hij was een van de belangrijkste artsen en botanici van zijn tijd. Geboren in 1501, ging hij op twaalfjarige leeftijd naar de Universiteit van Erfurt; Hij vervolgde zijn studie in Ingolstadt, waar hij in 1524 promoveerde en twee jaar later werd benoemd tot hoogleraar geneeskunde. Na een tussenstop in Ansbach ontving hij in 1535 de leerstoel geneeskunde aan de Universiteit van Tübingen. Zijn beroemde boek over geneeskrachtige planten is een van zijn ruim vijftig publicaties op het gebied van geneeskunde en plantkunde. In 1542 verscheen het in het Latijn (“De historia Stirpium commentarii”) en een jaar later verscheen het in Duitse vertaling in Bazel: New Kreüterbuch (1543). Het omvangrijke werk wordt geïllustreerd door talrijke houtsneden. Prof. Dr. Van Glabbeek en Dr. Maurits Biesbrouck hebben aangetoond in hun laatste publicatie “Remacle en Gilbert Fusch. Twee broers geneesheer-kanunniken uit Limbourg in de zestiende eeuw”, Antwerpen: Garant:2024, 27 dat Vesalius in het voorjaar van 1544 Fuchs thuis in Tübingen was gaan opzoeken met de vraag een professoraat in Pisa op te nemen aan de door Cosimo I nieuw opgestarte universiteit. Vesalius heeft het over Fuchs in meerdere van zijn werken onder meer in de drie hier getoonde werken.
7 Arnoldus de Villanova – Curio, J. (Ed.).,
De conservanda bona valetudine Opusculum Scholae Salernitanae, ad 6 Fuchs Leonhart, New Kreuterbuch in welchen nit allein die gantz histori das ist namen gestalt statt und zeit der wachsung natur krafft und wirckung, des meysten theyls der kreüter so in Teütschen und andern Landen wachsen. Mit dreyen nützlichen Registern. Basel : Michael Isingrin, 1543 Particuliere Verzameling Precies 458 jaar geleden, op 10 mei 1566, stierf Leonhart Fuchs, afkomstig uit Wemding in de Nördlinger Ries, in Tübingen. Hij was een van de belangrijkste artsen en botanici van zijn tijd. Geboren in 1501, ging hij op twaalfjarige leeftijd naar de Universiteit van Erfurt; Hij vervolgde zijn studie in Ingolstadt, waar hij in 1524 promoveerde en twee jaar later werd benoemd tot hoogleraar geneeskunde. Na een tussenstop in Ansbach ontving hij in 1535 de leerstoel geneeskunde aan de Universiteit van Tübingen. Zijn beroemde boek over geneeskrachtige planten is een van zijn ruim vijftig publicaties op het gebied van geneeskunde en plantkunde. In 1542 verscheen het in het Latijn (“De historia Stirpium commentarii”) en een jaar later verscheen het in Duitse vertaling in Bazel: New Kreüterbuch (1543). Het omvangrijke werk wordt geïllustreerd door talrijke houtsneden. Prof. Dr. Van Glabbeek en Dr. Maurits Biesbrouck hebben aangetoond in hun laatste publicatie “Remacle en Gilbert Fusch. Twee broers geneesheer-kanunniken uit Limbourg in de zestiende eeuw”, Antwerpen: Garant:2024, 27 dat Vesalius in het voorjaar van 1544 Fuchs thuis in Tübingen was gaan opzoeken met de vraag een professoraat in Pisa op te nemen aan de door Cosimo I nieuw opgestarte universiteit. Vesalius heeft het over Fuchs in meerdere van zijn werken onder meer in de drie hier getoonde werken. Regem Angliae : cum Arnoldi Novicomensis, Medici & Philosoph antiqui Enarrationibus utilissimis, denuo recognitis & auctis per Ioan. Curionem, Antwerp: Withagius, J., 1557. Particuliere Verzameling Regimen Sanitatis Salerni of één van de beroemdste dieet en kookboeken volgens de leer van Salerno. Arnaldus de Villa Nova (1235 – 1311) was alchemist, astroloog en arts, van Catalaanse origine, maar met kennis van het Arabisch Nieuwe uitgave, geheel in het Latijn, voor het eerst gedrukt rond 1480 in Leuven, met aantekeningen toegeschreven aan Arnaud de Villeneuve. De bronnen van deze medische voorschriften zijn rond de 11e eeuw te vinden. Dit waren gemakkelijk te onthouden verzen. De bekendste versie van deze tekst is die met de aantekeningen van Curion en Cress, waarover we vrijwel niets weten, en die voor het eerst werd gedrukt in 1545, daarna met uitgebreider commentaar vanaf 1555. Vanaf 1545 waren er ruim veertig edities tot het einde van de 16e eeuw. Ondanks het aantal edities is het werk echter zeldzaam geworden. Dit boek komt uit de verzameling van dr. Ernst Alfred Seckendorf (1892-1943), een Duitse dermatoloog en arts als jood omgebracht in Auschwitz. Vocht in de Eerste Wereldoorlog en verkreeg aldaar de zelden bekroonde Beierse medaille van moed. Doctoreerde in 1920 aan de universiteit van Erlangen die later in 1939 zijn doctoraat weer introk omwille van de rassenwetten. Pas einde jaren 90 bracht de medische faculteit van de Universiteit van Erlangen hulde aan Seckendorf en andere afgestudeerden van wie het doctoraat was ingetrokken.
8 Grévin, J.,
De venenis libri duo Antwerp: Christophe Plantin, 1571 Particuliere Verzameling Eerste Latijnse vertaling door de Augsburgse arts Hieremius Martius van de Franse editie van Grévins “Deux livres des venins” en “Les oeuvres de Nicandre”, beide uitgegeven door Plantijn in 1568. Een verhandeling over gif en vergif zoals gewonnen uit planten en dieren. Jacques Grévin (1538-1570) was niet alleen een beroemd arts en uitgever van de Franse Vesalius-editie, maar ook een van de klassieke toneelschrijvers (leerling van Ronsard). Versierd met 52 houtsneden in verschillende afmetingen van Jehan de Gourmont, naar Geoffroy Ballain, met afbeeldingen van slangen, wormen, ratten, hagedissen, schorpioenen, vissen en bloemen.
9 Valverde de Amusco, Juan ,
Vivæ imagines partivm corporis hvmani æreis formis expressæ Antverpiæ: ex officina Christophori Plantini , 1572 Cultura Fonds (Dilbeek) Juan Valverde de Amusco (of “de Hamusco”) (ca. 1525-?) werd geboren in Spanje en studeerde geneeskunde in Padua en Rome. Valverde’s beroemdste werk was Historia de la composicion del cuerpo humano, voor het eerst gepubliceerd in Rome, 1556. Alle 42 gegraveerde kopergravure-illustraties, behalve vier, zijn bijna rechtstreeks overgenomen uit Andreas Vesalius’ De humani corporis fabrica. Vesalius gaf bitter commentaar op Valverde’s plagiaat en beschuldigde hem ervan zelf maar heel weinig dissecties te hebben uitgevoerd. Af en toe corrigeerde Valverde echter Vesalius’ afbeeldingen, zoals in zijn afbeeldingen van de spieren van de ogen, neus en strottenhoofd. Een van Valverde’s meest opvallende originele platen is die van een spierfiguur die zijn eigen huid in de ene hand houdt en een mes in de andere. In de lente van 1566 nam Christophe Plantin (c. 1520–1589) het gewaagde besluit om een anatomische atlas uit te geven die geïllustreerd zou zijn met 42 paginagrote kopergravures. Het ging om het werk van de Spaanse anatoom Juan Valverde de Amusco (c. 1520–c. 1588), dat sterk aanleunt bij de beroemde Fabrica van Andreas Vesalius (1514–1564). Het project was complex en duur en het zou door allerlei omstandigheden jarenlang duren voor het voltooid kon worden. Zo stierf Frans Huys, de eerste graveur van het project, in 1562 toen er nog maar drie platen klaar waren. Gelukkig zette zijn broer Pieter het werk voort, maar intussen verschenen er elders al andere anatomische traktaten die de markt voor Plantins project al dreigden te verzadigen. De oorspronkelijke tekst werd in de loop van 1564 vanuit het Spaans naar het Latijn vertaald en aangevuld. Sommigen beschouwen Valverdes boek als een vorm van plagiaat van Vesalius’ werk, maar dat is niet helemaal terecht. De Vivae imagines partium corporis humani bevat wel degelijk een aantal verfijningen en daarnaast ook vier volstrekt nieuwe platen, onder andere van de beroemde spierenman die zijn eigen vel omhoog houdt. De Latijnse editie uit 1566 kende een groot succes, waarop een tweede Latijnse uitgave volgde, die hier wordt tentoongesteld. In 1568 verscheen een Nederlandse vertaling. Een Spaanse uitgave werd voorbereid maar nooit voltooid.
10 Balduinus Ronsseius
Balduini Ronssei Gandensis, medici reipublicae Goudanae, Venatio medica, continens remedia ad omnes, a capite ad calcem usque, morbos …. Leiden: Officina Plantiniana (Franciscus (I) Raphelengius), 1589 Bibliotheca Schepperiana Mechliniensis (Mechelen) Tweede uitgave van een in Latijnse hexameters geschreven leerdicht over geneesmiddelen van dierlijke oorsprong, in casu wild (haas, hert, wolf, everzwijn), geschikt voor zowat alle mogelijke kwalen. De eerste druk is een bibliografisch raadsel (z. pl. [Venetië?], z. n., 1581?); de derde verscheen als onderdeel van Ronsseius’ Opuscula medica (Leiden, Joannes Maire, 1618). De Gentenaar Boudewijn Ronsse (1525-1596) was een leerling van Hieremias Thriverius in Leuven. In 1551 werd hij stadsarts in Gouda.
11 Overdatz, Lowies,
Kort verhael van de peste, met hare genees-midddelen: dienstigh voor alle arme verlaten menschen. Uyt-ghegheven door Lowies Overdatz doctoor van Syne Erxcellentie den Marck-grave van Castel[1]Rodrigo, gouverneur der Neder-landen, Bourgoignien,..,, Brussel: Mommaert, Jan,1668 Particuliere Verzameling Dit boekje is gebonden in perkament met het Brusselse stadswapen en komt uit de collectie van Dujardin-Van der Avoort. Tussen 1346 en 1353 bezweken 25 miljoen mensen aan de “Zwarte Dood”. In 1466 sloeg de pest opnieuw toe in Griekenland, in 1478 was Venetië aan de beurt. Londen volgde in 1665. Datzelfde jaar werden ook twee Brabantse steden getroffen, Antwerpen en Lier. En van 1667 tot 1670 heerste de pest binnen de wallen van Brussel. De ziekte was heel besmettelijk en daarom liet het stadsbestuur van Brussel de pestlijders onmiddellijk afzonderen in “pesthuysekens”. Op 7 juni 1668 vaardigde de stad Brussel een uitvoerig reglement uit. “Ordonnantie ende reglement om te beletten den voortganck der contagieuse sieckte”. Maar nogal wat Brusselaars namen het niet zo nauw met de voorschriften. Besmette personen liepen rustig op straat, babbelden met voorbijgangers, gingen naar de mis in een van de Brusselse kerken en deden hun inkopen op de markt. Daarom trof op 27 juli 1668 de stad drastische maatregelen. De mensen mochten enkel nog ’s avonds en ’s nachts buiten komen. Geen sprake meer van danspartijen en feesten. De overheid verbood ook de verkoop van komkommers, kolen, pruimen, kersen, frambozen omdat die de ziekte konden bevorderen. Bij de graanhandelaars en de bakkers werd het graan en de bloem in beslag genomen en vernietigd. Het stadsbestuur trof echter niet alleen maatregelen wanneer de ziekte was uitgebroken. De wethouders besteedden ook aandacht aan preventie. Op vraag van de stad Brussel publiceerde Louis Overdatz in 1668 zijn “Kort verhael van de peste met hare geneesmiddelen voor alle arme verlaten mensen”. Daarin kregen de Brusselaars een aantal praktische wenken om gezond te blijven. Hen werd onder andere aangeraden om slechte lucht te vermijden. Men moest wegblijven van kerkhoven, moerassen en muffe lokalen die te lang gesloten waren. Men mocht niet in de buurt komen van bedorven vlees. Ook zwartgalligheid was uit den boze. Dokter Louis Overdatz raadde de mensen aan om vrolijk gezelschap op te zoeken en zich te goed te doen aan bier en wijn omdat die het hart van de mensen verblijden. (Bron https://www.bruzz.be/samenleving/verloren-verleden-de-pest-brussel-2006-03-13 )
Tussen 1346 en 1353 bezweken 25 miljoen mensen aan de “Zwarte Dood”. In 1466 sloeg de pest opnieuw toe in
Griekenland, in 1478 was Venetië aan de beurt. Londen volgde in 1665. Datzelfde jaar werden ook twee Brabantse
steden getroffen, Antwerpen en Lier. En van 1667 tot 1670 heerste de pest binnen de wallen van Brussel.
De ziekte was heel besmettelijk en daarom liet het stadsbestuur van Brussel de pestlijders onmiddellijk afzonderen in
“pesthuysekens”. Op 7 juni 1668 vaardigde de stad Brussel een uitvoerig reglement uit. “Ordonnantie ende reglement om te
beletten den voortganck der contagieuse sieckte”. Maar nogal wat Brusselaars namen het niet zo nauw met de voorschriften.
Besmette personen liepen rustig op straat, babbelden met voorbijgangers, gingen naar de mis in een van de Brusselse
kerken en deden hun inkopen op de markt.
Daarom trof op 27 juli 1668 de stad drastische maatregelen. De mensen mochten enkel nog ’s avonds en ’s nachts buiten
komen. Geen sprake meer van danspartijen en feesten. De overheid verbood ook de verkoop van komkommers, kolen,
pruimen, kersen, frambozen omdat die de ziekte konden bevorderen. Bij de graanhandelaars en de bakkers werd het
graan en de bloem in beslag genomen en vernietigd.
Het stadsbestuur trof echter niet alleen maatregelen wanneer de ziekte was uitgebroken. De wethouders besteedden ook
aandacht aan preventie. Op vraag van de stad Brussel publiceerde Louis Overdatz in 1668 zijn “Kort verhael van de
peste met hare geneesmiddelen voor alle arme verlaten mensen”. Daarin kregen de Brusselaars een aantal praktische
wenken om gezond te blijven.
Hen werd onder andere aangeraden om slechte lucht te vermijden. Men moest wegblijven van kerkhoven, moerassen en
muffe lokalen die te lang gesloten waren. Men mocht niet in de buurt komen van bedorven vlees.
Ook zwartgalligheid was uit den boze. Dokter Louis Overdatz raadde de mensen aan om vrolijk gezelschap op te zoeken
en zich te goed te doen aan bier en wijn omdat die het hart van de mensen verblijden. (Bron
https://www.bruzz.be/samenleving/verloren-verleden-de-pest-brussel-2006-03-13 )
12 Hellwig, Christoph von,
Nosce te ipsum, vel anatomicum vivum, oder kurzgefaßtes und doch richtig gestelltes Anatomisches Werck.[-] Anjetzo auf vielfältiges Begehren von neuem übersehen Edited by J.G. von Hellwig. Frankfurt and Leipzig, Frankfurt and Leipzig, [1744] Particuliere Verzameling Zeldzame anatomische atlas met talrijke vouwplaten die in vele lagen de menselijke anatomie tonen. Naar von Remmelins “Catoptorum microscosmicum” volgens de nieuwere medische inzichten en met uitleg over de lichaamsfuncties. Onder de zeer gedetailleerde illustraties bevinden zich grote mannelijke en vrouwelijke figuren, o.a. een vrouwelijk onderlichaam met foetus en talrijke inwendige en uitwendige organen. De beste (derde) editie met 8 platen meer dan de voorgaande editie uit 1720. Christoph von Hellwig (1663-1721) publiceerde 31 boeken en een half dozijn traktaten onder zijn eigen naam over geneeskunde, chirurgie, anatomie, botanie, farmacie, natuurkunde, enz. Hij verscheen onder de pseudoniemen Valentin Krautermann, Gaspar Schroeder en Constant Aletophilus Herzberger en hij redigeerde werken van zijn broer, Johann Otto von Hellwig, en van Sebastian Wirdig, Francken von Franckenau, Cardilucius, Conrad Kunrath en anderen. In 1696 werd hij stadsarts in Tennstadt en in 1712 arts in Erfurt.
13
13 Albinus, Bernardus Siegfried,
Tabulae sceleti et musculorum corporis humani & Tabulae ossium humanorum & Tabula vasis chyliferi explanatio & Tabulae VII uteri mulieris gravidae, Lugduni Batavorum [=Leiden]: Joannem & Hermannum Verbeek, 1744 Antiquariaat de Slegte Bernhard Siegfried Albinus (Frankfurt (Oder), 24 februari 1697 – Leiden, 9 september 1770) was een Nederlandse professor in de anatomie. Albinus is waarschijnlijk het meest bekend om zijn boek Tabulae sceleti et musculorum corporis humani, dat voor het eerst gepubliceerd werd in 1747. Het boek bevat tekeningen en verhandelingen over de anatomie van het menselijke lichaam, en dan met name over het skelet en het spierstelsel. De tekeningen werden gemaakt door de tekenaar Jan Wandelaar (1690-1759). Om de wetenschappelijke juistheid van de anatomische illustraties te verbeteren, ontwierpen Albinus en Wandelaar een nieuwe techniek waarbij een soort raster geplaatst werd op een vaste afstand van het anatomische object, waardoorheen de tekenaar het object bestudeerde. Het raster vormde dan de leidraad voor de uiteindelijke tekening, die per vierkantje opgebouwd werd. Waar anatomische tekeningen vaak alleen het onderwerp laten zien met een witte achtergrond, bevatten vele tekeningen in Tabulae een ingetekende achtergrond met bijvoorbeeld een landschap of een dier. In de tijd van Albinus was hierop al kritiek, maar Albinus verdedigde Wandelaar. Het maakt de tekeningen ook nu nog aangenamer om te zien. Het boek beschrijft het menselijk lichaam met verhandelingen en tekeningen. Zowel het skelet als de spierstelsels zijn afbeeldingen van de ‘homo perfectus’, de ideale mens. Die was trouwens toevallig precies even lang als Albinus zelf. De illustraties zijn van Jan Wandelaar, een Nederlandse kunstschilder, graveur en etser. De menselijke figuren zijn afgebeeld in landschappen en met elementen van klassieke architectuur. Dat was gebruikelijk: we zien dit al in de anatomische atlas van Vesalius uit 1543. Maar bij Wandelaar vinden we wel erg onverwachte zaken. Zo is op twee van de prenten een neushoorn afgebeeld. Het is Clara, een Indische neushoorn die in de achttiende eeuw door Europa reisde en blijkbaar ook op Wandelaar grote indruk maakte. Ook Antiquariaat Tanchelmus uit Antwerpen-Berchem stelt op zijn stand een prachtuitgave van Albinus tentoon. U kan het boek aldaar grondig bewonderen.
14 Oskamp, D., Houttuyn, M., Krauss, J. and Ype, A.
Afbeeldingen der Artseny-Gewassen met derzelfder Nederduytsche en Latynsche Beschryvingen, Amsterdam: Jan Christiaan Sepp en zoon, 1796-1813. Particuliere Verzameling Dit is een belangrijk werk in de geschiedenis van de plantkunde en farmacologie. Deze publicatie bevat gedetailleerde afbeeldingen en beschrijvingen van medicinale planten, zowel in het Nederlands als in het Latijn. De waarde van het werk is vooral te vinden in de wetenschappelijke en medische context van de 18e eeuw, waarin kennis over medicinale planten cruciaal was voor de geneeskunde. Hier zijn enkele aspecten van het belang van dit werk: 1. Wetenschappelijke nauwkeurigheid en toegankelijkheid. Vanwege de gedetailleerde illustraties bood het werk nauwkeurige informatie over het uiterlijk en de kenmerken van medicinale planten. Deze visuele ondersteuning hielp artsen, apothekers en wetenschappers om planten correct te identificeren en te gebruiken, wat in die tijd van cruciaal belang was. 2. Taaltoegankelijkheid. Het feit dat de tekst zowel in het Nederlands als in het Latijn werd gepubliceerd, maakte het werk toegankelijker voor verschillende groepen. Latijn was de wetenschappelijke standaard, maar Nederlands zorgde ervoor dat apothekers en artsen zonder klassieke opleiding ook toegang kregen tot deze waardevolle informatie. 3. Kruidenkennis en traditionele geneeskunde. De illustraties en beschrijvingen dragen bij aan de overdracht van traditionele kennis over medicinale planten, wat belangrijk was voor de volksgeneeskunde en de ontwikkeling van de farmacologie. In een tijd zonder synthetische medicijnen waren geneeskrachtige planten essentieel voor de behandeling van ziekten en kwalen. Afbeeldingen der artseny-gewassen met derzelver Nederduitsche en Latynsche beschryvinge, verschenen in zeven delen, van 1796 tot 1813, bij J.C. Sepp en Zoon te Amsterdam. De serie is een bewerking van Icones Plantarum Medicinalium, Abbildungen der Arzneygewächsen (1784-1790) van de Duitse apotheker en botanicus Johannes Zorn (1739-1799). De zeven delen verschenen echter niet gelijktijdig zodat men zelden alle delen in een uniforme band zoals hier tentoongesteld exemplaar zal aantreffen. De publicatiedatum van alle delen is als volgt: • deel I (1796) is een bewerking door Dieterich Leonhard Oskamp (1756-1802); • deel II (1796) door Martinus Houttuyn (1720-1798); • delen III (1798), IV (1800), V (1800) en VI (1801) door Johan Carl Krauss; • deel VII (1813) is later toegevoegd, voor Nederland bewerkt door Adolphus Ypey (1749- 1820). Johan Carl Krauss, burgerlijk geneesheer te Amsterdam, wordt na het verschijnen van het tweede deel van Afbeeldingen der Artseny-gewassen door de uitgevers van dit werk, J.C. Sepp en Zoon, aangezocht de verdere beschrijving over te nemen, “en was het mogelijk, in dezelve smaak te voltooien”. Dit vermeldt hij in het Voorbericht van deel III. Daarin vervolgt hij met “Schoon het waar is, dat ik tot mijne uitspanning, mij gedeeltelijk met de Kruidkunde bezig houde, zo heb ik er echter nimmer aan gedacht, om als Schrijver in dit vak der Weetenschappen te verschijnen.” Krauss pakte de verdere vertaling en bewerking op na het overlijden van Houttuyn in 1798. De titelpagina van deel III voert (foutief) het jaartal MDCCXCVI, maar Krauss ondertekent het Voorbericht met “Amsterdam den 1 Aug 1798”. J.C. Sepp en Zoon staat voor Jan Christiaan Sepp (1739-1811) –net als Krauss van Duitse komaf en graveur, etser, auteur, illustrator, boekhandelaar en uitgever- en Jan Sepp (1778-1853), de Zoon. Het bedrijf werd bekend door de uitgave van talrijke grote natuurhistorische plaat- en boekwerken.
15 Dominique Jean Larrey,
Brief (a.l.s.) aan de ‘President de la société de medecine de Louvain’, Parijs, 5 november 1821. Bifolium (p. [1] beschreven, rest blanco); gevouwen. Bibliotheca Schepperiana Mechliniensis (Mechelen) De Franse militaire geneesheer Larrey (1766-1842) was hoofdchirurg van de Grande Armée en volgde als lijfarts Napoleon in diens campagnes (Spanje, Rusland, Egypte). Tijdens de slag van Wagram in 1809 verhief Napeoleon (1769-1821) hem tot ‘baron d’Empire’. Hij was een van de eersten die aandacht schonk aan de verzorging van gewonden op het slagveld en daarvoor mobiele hulpdiensten (‘ambulances’) inschakelde. Tijdens de slag van Waterloo raakte hij zelf gewond, werd door de Pruisen gevangengenomen, maar door hun veldmaarschalk Blücher (1742-1819) gered van executie omdat hij diens zoon eerder had verzorgd. In deze brief dankt hij voor het diploma van ‘associé étranger’ dat hem door de net opgerichte Société de Médecine de Louvain (1821-?) was verleend en schenkt hij de voorzitter een exemplaar van zijn Recueil de mémoires de chirurgie (Parijs 1821), dat een vijfde deel vormt van zijn Mémoires de chirurgie militaire et campagnes (Parijs 1812-1817).
16 Spratt, George,
Obstetric Tables: Comprising Coloured Delineations on a Peculiar Plan, intended to Illustrate Elementary and Other Works on the Practice of Midwifery, elucidating particularly the Application of the Forceps, and other Important Practical Points in Obstetric Science. London: for the Author, by John Churchill; Maclachan and Stewart, Edinburgh: Hodges and Smith, Dublin, 1833 Particuliere verzameling 12 lithografische platen waarvan 10 handgekleurd. 9 platen hebben beweegbare overlays, waarvan 6 met meerdere overlays. Een zeer zeldzame eerste editie van dit 19e-eeuwse werk over verloskunde, bekend als het enige Engelse boek over verloskunde dat wordt geïllustreerd met verplaatsbare overlays. “De ‘Obstetric Tables’ van George Spratt zijn in vele edities verschenen, zowel in Groot-Brittannië als in de VS. Deze fascinerende vroege verloskundige atlas is opmerkelijk omdat sommige illustraties optillende delen van ‘flaps’ bevatten. Veel van de illustraties in de delen van Spratt zijn gevonden in eerdere verloskundige teksten. George Spratt gebruikte deze illustraties met de verbetering van de toevoeging of superpositie van lagen papier. De auteur is weinig bekend, hoewel hij op de titelpagina van het boek wordt vermeld als Chirurg-Accoucheur. De boeken zijn opgedragen aan Sir Charles Mansfield Clarke Bart, arts van de koningin. Er werd ook een uitgebreide lijst van abonnees op de delen opgenomenSpratt, George,
Obstetric Tables: Comprising Coloured Delineations on a Peculiar Plan, intended to Illustrate
Elementary and Other Works on the Practice of Midwifery, elucidating particularly the
Application of the Forceps, and other Important Practical Points in Obstetric Science.
London: for the Author, by John Churchill; Maclachan and Stewart,
Edinburgh: Hodges and Smith, Dublin, 1833
Particuliere verzameling
12 lithografische platen waarvan 10 handgekleurd. 9 platen hebben beweegbare overlays, waarvan 6 met
meerdere overlays. Een zeer zeldzame eerste editie van dit 19e-eeuwse werk over verloskunde, bekend als het
enige Engelse boek over verloskunde dat wordt geïllustreerd met verplaatsbare overlays. “De ‘Obstetric
Tables’ van George Spratt zijn in vele edities verschenen, zowel in Groot-Brittannië als in de VS. Deze
fascinerende vroege verloskundige atlas is opmerkelijk omdat sommige illustraties optillende delen van ‘flaps’
bevatten. Veel van de illustraties in de delen van Spratt zijn gevonden in eerdere verloskundige teksten. George
Spratt gebruikte deze illustraties met de verbetering van de toevoeging of superpositie van lagen papier. De
auteur is weinig bekend, hoewel hij op de titelpagina van het boek wordt vermeld als Chirurg-Accoucheur.
De boeken zijn opgedragen aan Sir Charles Mansfield Clarke Bart, arts van de koningin. Er werd ook een
uitgebreide lijst van abonnees op de delen opgenomen.
17 Witkowski, Gustaphe-Joseph., Anatomie Iconoclastique. Atlas complémentaire de tous les ouvrages traitant de l’anatomie et de la physiologie humaines. La Main. Paris, n.d. [about 1880].
Particuliere Verzameling Gustave-Joseph-Alphonse Witkowski, geboren op 21 maart 1844 in Nevers en overleden op 24 januari 1923 in Parijs, is een Franse arts, historicus en antropoloog. Tijdens de Frans-Pruisische oorlog nam hij op 24 september 1870 de taken op zich van arts van de ambulance van Porte de Montempoivre. Aan het einde van zijn driejarige dienst ontving hij de bronzen medaille van de Parijse ziekenhuizen. Op 13 augustus 1872 verdedigde hij zijn proefschrift, getiteld Over de te volgen methode bij het klinisch onderzoek van oogziekten, voor de Faculteit der Geneeskunde van Parijs
18 Jacobs, Aletta Henriëtte,
De Vrouw. Haar bouw en haar inwendige organen. Aanschouwelijk voorgesteld door beweegbare platen en met geïllustreerden, verklarenden tekst. Deventer, n.d. [1e druk? 1899]. Particuliere Verzameling Aletta Henriëtte Jacobs (1857-1929) was een Nederlandse arts, feministe en pacifiste.
Zij werd geboren als het achtste van elf kinderen in een Joods gezin. Jacobs maakte zich al vroeg sterk voor het recht op hoger onderwijs voor vrouwen. Haar broer Eduard was de eerste Joodse burgemeester van Nederland. Haar zus Charlotte was de tweede afgestudeerde vrouw van Nederland. In 1870 was ze de eerste Nederlandse vrouw die als toehoorster officieel werd toegelaten aan een HBS. Ze bezocht hiervoor de Rijks Hogere Burgerschool in haar geboorteplaats waar normaal geen vrouwen werden toegelaten. Een jaar later vroeg ze de liberale minister Thorbecke toestemming om aan de universiteit te studeren. Het briefje waarmee zij dat deed is nog te zien in het Algemeen Rijksarchief, evenals het antwoord van de minister, dat niet aan haarzelf is gericht maar aan haar vader, omdat Aletta minderjarig was en dus niet beslissingsbevoegd. Ze werd in 1871 toegelaten als studente medicijnen aan de Rijksuniversiteit Groningen, aanvankelijk voor een proefperiode van één jaar. Jacobs legde in 1877 en 1878 haar artsexamen af, waarmee ze de eerste vrouwelijke Nederlandse arts werd. Na haar promotie aan de Rijksuniversiteit Groningen op 8 maart 1879 op een onderzoek getiteld Over lokalisatie van physiologische en pathologische verschijnselen in de groote hersenen ging Jacobs naar Londen om zich verder te bekwamen als vrouwenarts en in de kindergeneeskunde. Ze ging aan de slag in het Saint Mary’s Dispensary, een consultatiebureau dat werd opgericht door o.a. Elizabeth Garrett Anderson, de tweede vrouwelijke arts en chirurg in Groot-Brittannië. Via haar leerde Jacobs Millicent Fawcett kennen, een feminist en suffragette.
1919 Esta, Dr.,
Man en Vrouw. Verplaatsbare Afbeeldingen van het Menschelijk Lichaam. I De Man. II De Vrouw.
Amsterdam: W.B. Moransard, n.d. [±1900] Particuliere Verzameling Een mooi voorbeeld van pop-up en beweegbare boeken. We merken hier 2 kleurenlithografieën van meerlagige anatomische modellen van een man en een vrouw, originele kleurenlithografieplaten, smalle folio. De oorspronkelijke uitgever (A. Van Klaveren) overheen geplakt
De oorspronkelijke uitgever (A. Van Klaveren) overheen geplakt
20 Sobotta Johannes,
Atlas und Grundriss der Histologie und mikroskopischen Anatomie des Menschen München: Lehmann, 1902.
Particuliere Verzameling
Robert Heinrich Johannes Sobotta (31 januari 1869 in Berlijn – 20 april 1945 in Bonn) was een Duitse anatoom. Vanaf 1895 was hij prosector aan het Instituut voor Vergelijkende Anatomie, Embryologie en Histologie in Würzburg. In 1903 werd hij universitair hoofddocent en in 1912 hoogleraar topografische anatomie. In 1916 verhuisde hij naar de Universiteit van Königsberg als directeur van het anatomisch instituut, waarna hij soortgelijke taken vervulde aan de Universiteit van Bonn Hij wordt vandaag de dag herinnerd om de Sobotta-atlas van de menselijke anatomie, een meesterwerk van macroscopische anatomie dat geprezen wordt om zijn hoge kwaliteit en detail. Het werd voor het eerst uitgegeven in 1904 met de titel Atlas der decriptiven Anatomie des Menschen (“Atlas van de beschrijvende menselijke anatomie”) en is gepubliceerd in meer dan 300 edities in 19 talen (15 edities in het Engels). Sobotta was ook de auteur van Atlas und Grundriss der Histologie und mikroskopischen Anatomie des Menschen (1902), later vertaald in het Engels en gepubliceerd als leerboek en atlas van menselijke histologie en microscopische anatomie. Dit boek ligt hier voor. Deze eerste uitgave is de voorloper van de Sobotta Atlas der Anatomie des Menschen, beter bekend als de Sobotta Atlas, gepubliceerd in 1904. Dit boekwerk groeide al snel uit tot een van de meest invloedrijke en gedetailleerde anatomische atlassen ter wereld. De Sobotta Atlas is sindsdien een standaardwerk voor studenten en professionals in de geneeskunde, dankzij de nauwkeurigheid en volledigheid van de anatomische afbeeldingen. In het kort, de eerste uitgave van de *Sobotta Atlas* was revolutionair door zijn precisie, toegankelijkheid, systematische opbouw en wetenschappelijke waarde. Deze kenmerken hebben het werk tot een tijdloze klassieker gemaakt die generaties van medische professionals over de hele wereld heeft geholpen en blijft helpen.
21 Burton, Robert, [Democritus Junior],
The Anatomy of Melancholy.What it is, with all the kinds, causes, symptomes, prognostickes, & several cures of it. . . . Illustrated by E. McKnight Kauffer London: Nonesuch Press printed by the Westminster Press,1925. Particuliere Verzameling Robert Burton (1577-1640) was een Engelse geleerde die in het vroege moderne Engeland veel bewondering had voor zijn prozastijl. Geschreven onder de naam Democritus Junior, biedt Burton’s Anatomy of Melancholy een encyclopedische bespreking van melancholie, zoals psychische aandoeningen, waaronder bipolaire stoornis en depressie, bekend waren in de 17e eeuw. Het werk verscheen voor het eerst in 1621, met vijf daaropvolgende edities tijdens Burtons leven. De editie die hier voorligt, is gebaseerd op de zesde editie. Met illustraties van E. McKnight Kauffer, gebaseerd op die in de edities uit de 17e eeuw, maar gemoderniseerd in een Art Deco-stijl Presentatiekopie, door de illustrator op een voorlopige blanco pagina in deel I gesigneerd. “For Ethel and Lloyd who nobly shared not a little of the melancholy of winter 1924-25 when Burton was only a third finished – and long overdue for publication”. Samuel Lloyd Osbourne (1868-1947) was de zoon van Fanny Osbourne en stiefzoon van Robert Louis Stevenson. Er wordt gezegd dat Treasure Island is geëvolueerd uit een piratenverhaal waarmee Stevenson hem als kind vermaakte, en Lloyd was het model voor de jonge verteller van de roman, Jim Hawkins.
NEDERLANDS GENOOTSCHAP VAN BIBLIOFIELEN .
UITGELICHT
De rubriek UITGELICHT geeft ruimte aan leden van het genootschap om hun bijzondere verzameling of delen daaruit nader toe te lichten. Daarnaast worden boeken gepresenteerd die door leden zijn geschreven,. Regelmatig wisselt de inhoud van deze rubriek. De vierde bijdrage presentatie in deze rubriek beschrijft kort de biografie van Berthe Hoola van Nooten (1817-1892) door David Apollonius Coppoolse, lid van ons genootschap.
David Apollonius Coppoolse
Kunstenares onbekend! Dit gold de Nederlandse kunstenares Berthe Hoola van Nooten (1817-1892) tot de verschijning van het gelijknamige boek door ons lid David Apollonius Coppoolse deze maand.
De auteur vond ruim twintig jaar geleden een reeks prenten uit het boek Fleurs, fruits et feuillages choisis de la flore et de la pomone de l’Ile de Java, waarvan de eerste uitgave verscheen in Brussel in 1863. Nieuwsgierig geworden naar de kunstenares van deze fraaie prenten deed hij samen met mede-auteur M. van Dorst nazoeking in de bestaande naslagwerken en overige literatuur. Tot hun verbazing bleek er nauwelijks iets bekend te zijn over haar leven en werken. Op alle mogelijke manieren zochten zij naar gegevens over deze raadselachtige vrouw. Via een wereldreis op papier vonden zij beetje bij beetje aanknopingspunten die na tien jaar resulteerden in deze biografie.
Berthe Hoola van Nooten bleek een zeer avontuurlijk leven te hebben geleid. Geboren in Utrecht vertrok zij na haar huwelijk met de jurist Dirk Hoola van Nooten naar Paramaribo, waar zij onder de indruk raakte van de overweldigende natuur. Vervolgens vertrokken zij naar Noord Amerika waar zij op diverse plaatsen meisjesscholen stichtte. Na het overlijden van haar echtgenoot vertrok zij na diverse omzwervingen op uitnodiging van haar halfbroer Vincent Jacob naar Java. Ook daar stichtte zij diverse meisjesscholen. In 1862 kreeg zij van het gouvernement de opdracht een plaatwerk over de flora van ’s Lands Plantentuin in Buitenzorg te maken. In het speciaal voor haar geplaatste koepeltje in deze tuin vervaardigde zij tekeningen op ware grootte voor het boek. In 1863 verscheen in Brussel bij de in lithografische prentendruk gespecialiseerde uitgever Severeyns haar boek, welk overal lovend werd ontvangen. De biografie van Coppoolse en Van Dorst is in alle opzichten een prachtig boek geworden, dat met ruim 200 afbeeldingen en ca. 1000 noten een aanwinst zal zijn voor elke botanieliefhebber en bibliofiel. Het boek is verschenen bij Noordboek, Gorredijjk. Het Isa de la Fontaine Verwey-le Grandfonds heeft deze uitgave met overtuiging financieel gesteund.
Peter Pruimers
Ernst van den Boogaart (Delft, 1943) is historicus.
Hij werkte in 1978-9 voor museum Het Mauritshuis in Den Haag als curator van een tentoonstelling over Johan Maurits de Braziliaan. Voor de Menil Foundation (Parijs) deed hij onderzoek naar het beeld van de Zwarte in de Westerse kunst. Hij hielp mee als academisch adviseur aan een uitgave van het Itinerario van Jan Huygen van Linschoten voor de Engelse bibliofiele vereniging de Roxburghe Club. In Nederlandse en buitenlandse tijdschriften schreef hij over slavenhandel en slavernij in Nederlands Brazilië en Suriname en andere onderwerpen uit de Europese expansie. Bij gelegenheid trad hij op voor televisie en radio.
In 2019 publiceerde hij Vreemde Verwanten. De wereld buiten Europa, 1400-1600. In 2021 verscheen Het land van de suikermolen. Johan Maurits’ Brazilië; in 2022 De Wimper van de wereld. Vroege ontdekkingen van het Verre Oosten en in 2024 De Poorten van de Indiën. De collectie De Bry 1590-1623.
De tweede presentatie in deze rubriek is van Frits Booy, verzamelaar en groot kenner van het kinderboek.
Frits Booy – kinder en jeugdliteratuur
Uit Wikipedia: Frederik Jacobus (Frits) Booy (Alphen aan den Rijn, 17 december 1942) is een Nederlands schrijver, sinterklaaskenner[1][2] en publicist uit Baarn. Booy groeide op in Boskoop en volgde een mo-b-lerarenopleiding te Den Haag. Hij was 35 jaar leraar Nederlands, waarvan ruim dertig jaar (1970-2001) aan Het Baarnsch Lyceum in Baarn. Na zijn vervroegd pensioen bleef hij als archivaris aan het Lyceum verbonden. Van 2000 tot 2010 was Booy bestuursvoorzitter van de Stichting Geschiedenis Kinder- en Jeugdliteratuur. Hij is ook betrokken bij het Nederlands Genootschap van Bibliofielen. Booy publiceert artikelen over negentiende-eeuwse kinderboeken, waaronder Waardering en gebruik van negentiende-eeuwse kinderboeken (online op de DBNL), en er verschenen artikelen van zijn hand in de tijdschriften Boekenpost, SchoolAnno en de jaarboeken van het Nederlands Genootschap van Bibliofielen. Hij geeft lezingen over de geschiedenis van de Nederlandse kinder- en jeugdliteratuur. Hij schrijft bij gelegenheid ook artikelen over de Nederlandse literatuur(o.a. Bredero, Wolff en Deken) en publiceert regelmatig in De Boekenwereld.
In 2010 kreeg Booy de Hieronymus van Alphen Prijs uit handen van Jant van der Weg. De prijs wordt toegekend aan personen die zich inzetten voor bevordering en verbreding van de kennis over kinder- en jeugdliteratuur.
De wereld in haar zondagspak (1834)
In mijn collectie kinderboeken bevindt zich een interessant boekje: De wereld in haar zondagspak (Amsterdam, H. Frijlink, 1834), dat de jeugd enige wereldoriëntatie biedt. De auteur is mr. Chr. P. E. Robidé van der Aa (1791-1851), jurist, schrijver (o.a. van kinderboeken) en dichter.
Het boekje bevat zestien ingekleurde gravures met berijmde onderschriften over ‘Bergschotten, Nederlandsche landlieden, Spanjaarden, Hongaren, Turken, Bengalezen, Perzianen, Japannezen, Donsche kozakken, Egyptenaren, Negers, Otaheiters [inwoners van Tahiti], Noord-Amerikaansche indianen, Zuid-Amerikaansche indianen, Esquimaux en Laplanders’.
Het boekje is een bewerking van de anonieme uitgave The costume, manners and peculiarities, of different inhabitants of the globe, calculated to instruct and amuse the little folks of all countries (London, John Harris, 1821). De Engelsen, Duitsers, Fransen en Italianen ontbreken erin. In het ‘Naschrift’ wordt uitgelegd, waarom de Fransen ontbreken:
Want zij [de Fransen] wisslen onophoudlijk, zoo van zeden als gewaad.
Had ik thans hen afgeteekend, ligtlijk zou, naar allen schijn,
Eer het prentje gegraveerd was, weêr de smaak veranderd zijn.
De beschrijvingen zijn stereotiep: de Schot draagt een rokje, de Spanjaard is een opschepper, de Japanners drinken thee, de Nederlanders zijn eenvoudige lieden enz.
Dat maakt ons nieuwsgierig naar de Engelse versie over de Nederlanders! Daar vinden we een afbeelding van een vrouw met een enorme hoed en een man die een pijpje rookt. De hoed wordt spottend vergeleken met een grote theetafel en de rokende man met een schoorsteen. De Nederlandse prent en tekst zijn dus aangepast.
Wat betreft de situatie van de negers is de auteur zeer kritisch:
Met wat de jagt hem schenkt en de aard hem geeft tevreden,
Leeft [sic] in der palmen schaâuw [schaduw] de Neger en zijn gâ;
Hij vreest de tijgers niet van ’t zandig Afrika,
Maar wel de Christnen, die hem ijzren kluisters smeden.
Wie weet, hoe ras die man, van vrouw en kind gescheurd,
In vreemde wereldstreek in slavenboeijen treurt!
De Engelse auteur heeft geen kritiek op de slavernij, die was in 1833 in Engeland afgeschaft.
De volkeren worden in hun beste kleding (zondagspak) afgebeeld. In de Nederlandse versie ontbreken bepaalde gegevens zoals de mededeling dat de Spanjaard geen humor heeft en de Pers zijn vrouw overheerst. In beide uitgaven is er kritiek op de gesluierde Turkse vrouw. En de Chinezen zijn in de Nederlandse versie Japanners geworden! Beide auteurs benadrukken het heil van het christelijke geloof en uiten zich soms nationalistisch.
Frits Booy
.
.
Frederik Schreuder-almanakken
De eerste presentatie in deze rubriek (april 2023) was van Frederik Schreuder. Hij was dertig jaar werkzaam als huisarts. Hij verzamelt en bestudeert sinds veertig jaar almanakken en kalenders uit de hele wereld met speciale aandacht voor tijdrekenkunde en de geschiedenis van de astronomie.
Ruim veertig jaar heb ik almanakken verzameld, niet alleen afkomstig uit Nederland, maar ook uit andere landen in Europa, Azië, Noord- en Zuid-Amerika, Afrika en Australië.
Mijn fascinatie om almanakken te verzamelen ontstond tijdens mijn studententijd in Amsterdam in de Oudemanhuispoort.
Hier kocht ik in 1974 mijn eerste almanak met de veelzeggende titel Vergeet mij niet: muzen-almanak voor 1857.
Ik betrad voor het eerst de wereld van het oude boek en raakte steeds meer geïnteresseerd in de geschiedenis van almanakken, tijdrekenkunde en astronomie.
Almanakken waren voor mij ideale hulpmiddelen om het verleden te bestuderen en beter te begrijpen.
Door het in handen houden van oude boeken maakte ik contact met het verleden.
In maart 2023 is mijn boek Een wereld vol almanakken verschenen bij de Walburg Pers, waarin 100 bijzondere exemplaren worden behandeld.
De collectie bestaat in totaal uit 700 exemplaren. Hoogtepunten zijn onder andere de Almanach nova van Stoeffler (1521) en het Kalendarium Gregorianum perpetuum (1582).
In het rijk geïllustreerde boek worden alle almanakken paginagroot in kleur afgebeeld en van uitgebreide toelichtingen voorzien.
NEDERLANDS GENOOTSCHAP VAN BIBLIOFIELEN .
UITGELICHT
De rubriek UITGELICHT geeft ruimte aan leden van het genootschap om hun bijzondere verzameling of delen daaruit nader toe te lichten. Elk seizoen wisselt de inhoud van deze rubriek. De tweede presentatie in deze rubriek is van Frits Booy, verzamelaar en groot kenner van het kinderboek
Frits Booy – kinder en jeugdliteratuur
Uit Wikipedia: Frederik Jacobus (Frits) Booy (Alphen aan den Rijn, 17 december 1942) is een Nederlands schrijver, sinterklaaskenner[1][2] en publicist uit Baarn. Booy groeide op in Boskoop en volgde een mo-b-lerarenopleiding te Den Haag. Hij was 35 jaar leraar Nederlands, waarvan ruim dertig jaar (1970-2001) aan Het Baarnsch Lyceum in Baarn. Na zijn vervroegd pensioen bleef hij als archivaris aan het Lyceum verbonden. Van 2000 tot 2010 was Booy bestuursvoorzitter van de Stichting Geschiedenis Kinder- en Jeugdliteratuur. Hij is ook betrokken bij het Nederlands Genootschap van Bibliofielen. Booy publiceert artikelen over negentiende-eeuwse kinderboeken, waaronder Waardering en gebruik van negentiende-eeuwse kinderboeken (online op de DBNL), en er verschenen artikelen van zijn hand in de tijdschriften Boekenpost, SchoolAnno en de jaarboeken van het Nederlands Genootschap van Bibliofielen. Hij geeft lezingen over de geschiedenis van de Nederlandse kinder- en jeugdliteratuur. Hij schrijft bij gelegenheid ook artikelen over de Nederlandse literatuur(o.a. Bredero, Wolff en Deken) en publiceert regelmatig in De Boekenwereld.
In 2010 kreeg Booy de Hieronymus van Alphen Prijs uit handen van Jant van der Weg. De prijs wordt toegekend aan personen die zich inzetten voor bevordering en verbreding van de kennis over kinder- en jeugdliteratuur.
De wereld in haar zondagspak (1834)
In mijn collectie kinderboeken bevindt zich een interessant boekje: De wereld in haar zondagspak (Amsterdam, H. Frijlink, 1834), dat de jeugd enige wereldoriëntatie biedt. De auteur is mr. Chr. P. E. Robidé van der Aa (1791-1851), jurist, schrijver (o.a. van kinderboeken) en dichter.
Het boekje bevat zestien ingekleurde gravures met berijmde onderschriften over ‘Bergschotten, Nederlandsche landlieden, Spanjaarden, Hongaren, Turken, Bengalezen, Perzianen, Japannezen, Donsche kozakken, Egyptenaren, Negers, Otaheiters [inwoners van Tahiti], Noord-Amerikaansche indianen, Zuid-Amerikaansche indianen, Esquimaux en Laplanders’.
Het boekje is een bewerking van de anonieme uitgave The costume, manners and peculiarities, of different inhabitants of the globe, calculated to instruct and amuse the little folks of all countries (London, John Harris, 1821). De Engelsen, Duitsers, Fransen en Italianen ontbreken erin. In het ‘Naschrift’ wordt uitgelegd, waarom de Fransen ontbreken:
Want zij [de Fransen] wisslen onophoudlijk, zoo van zeden als gewaad.
Had ik thans hen afgeteekend, ligtlijk zou, naar allen schijn,
Eer het prentje gegraveerd was, weêr de smaak veranderd zijn.
De beschrijvingen zijn stereotiep: de Schot draagt een rokje, de Spanjaard is een opschepper, de Japanners drinken thee, de Nederlanders zijn eenvoudige lieden enz.
Dat maakt ons nieuwsgierig naar de Engelse versie over de Nederlanders! Daar vinden we een afbeelding van een vrouw met een enorme hoed en een man die een pijpje rookt. De hoed wordt spottend vergeleken met een grote theetafel en de rokende man met een schoorsteen. De Nederlandse prent en tekst zijn dus aangepast.
Wat betreft de situatie van de negers is de auteur zeer kritisch:
Met wat de jagt hem schenkt en de aard hem geeft tevreden,
Leeft [sic] in der palmen schaâuw [schaduw] de Neger en zijn gâ;
Hij vreest de tijgers niet van ’t zandig Afrika,
Maar wel de Christnen, die hem ijzren kluisters smeden.
Wie weet, hoe ras die man, van vrouw en kind gescheurd,
In vreemde wereldstreek in slavenboeijen treurt!
De Engelse auteur heeft geen kritiek op de slavernij, die was in 1833 in Engeland afgeschaft.
De volkeren worden in hun beste kleding (zondagspak) afgebeeld. In de Nederlandse versie ontbreken bepaalde gegevens zoals de mededeling dat de Spanjaard geen humor heeft en de Pers zijn vrouw overheerst. In beide uitgaven is er kritiek op de gesluierde Turkse vrouw. En de Chinezen zijn in de Nederlandse versie Japanners geworden! Beide auteurs benadrukken het heil van het christelijke geloof en uiten zich soms nationalistisch.
Frits Booy
.
.
Frederik Schreuder-almanakken
De eerste presentatie in deze rubriek (april 2023) was van Frederik Schreuder. Hij was dertig jaar werkzaam als huisarts. Hij verzamelt en bestudeert sinds veertig jaar almanakken en kalenders uit de hele wereld met speciale aandacht voor tijdrekenkunde en de geschiedenis van de astronomie.
Ruim veertig jaar heb ik almanakken verzameld, niet alleen afkomstig uit Nederland, maar ook uit andere landen in Europa, Azië, Noord- en Zuid-Amerika, Afrika en Australië.
Mijn fascinatie om almanakken te verzamelen ontstond tijdens mijn studententijd in Amsterdam in de Oudemanhuispoort.
Hier kocht ik in 1974 mijn eerste almanak met de veelzeggende titel Vergeet mij niet: muzen-almanak voor 1857.
Ik betrad voor het eerst de wereld van het oude boek en raakte steeds meer geïnteresseerd in de geschiedenis van almanakken, tijdrekenkunde en astronomie.
Almanakken waren voor mij ideale hulpmiddelen om het verleden te bestuderen en beter te begrijpen.
Door het in handen houden van oude boeken maakte ik contact met het verleden.
In maart 2023 is mijn boek Een wereld vol almanakken verschenen bij de Walburg Pers, waarin 100 bijzondere exemplaren worden behandeld.
De collectie bestaat in totaal uit 700 exemplaren. Hoogtepunten zijn onder andere de Almanach nova van Stoeffler (1521) en het Kalendarium Gregorianum perpetuum (1582).
In het rijk geïllustreerde boek worden alle almanakken paginagroot in kleur afgebeeld en van uitgebreide toelichtingen voorzien.
>
.