NEDERLANDS GENOOTSCHAP VAN BIBLIOFIELEN .

UITGELICHT

De rubriek UITGELICHT geeft ruimte aan leden van het genootschap om hun bijzondere verzameling of delen daaruit nader toe te lichten. Daarnaast worden boeken gepresenteerd die door leden zijn geschreven,. Regelmatig wisselt de inhoud van deze rubriek.

NEDERLANDS GENOOTSCHAP VAN BIBLIOFIELEN .

UITGELICHT

De vijfde bijdrage  in deze rubriek beschrijft , De ernstige lotgevallen van stoute Grietje en Pietje aan de jeugd verhaald, een prentenboek voor de jeugd met tekst van Oom Abraham en tekeningen van Daan Hoeksema (afb. 1). Het boek verscheen in 1915 in oblongformaat bij uitgeverij Gebr. Koster te Amsterdam. lid van ons genootschap.

Frits Booy

Tot in de twintigste eeuw wordt er in sinterklaasboeken verteld en afgebeeld, hoe stoute kinderen voor straf door Sint Nicolaas en Zwarte Piet in een zak worden gestopt en meegenomen. Wat er daarna met de stouteriken gebeurt, vermelden deze verhalen niet, zodat de kinderen op dat punt in het onzekere blijven. Dat was precies de bedoeling van de schrijvers. Zo’n open einde moest de jeugd immers aansporen steeds braaf en vlijtig te zijn.

Na circa 1900 verschenen er echter sinterklaasverhalen die met de scène beginnen, waarmee daarvóór vele sinterklaasverhalen afsluiten, namelijk stoute kinderen die mee gaan in de zak. Een bijzonder voorbeeld van zo’n verhaal is Mee in den Zak. De ernstige lotgevallen van stoute Grietje en Pietje aan de jeugd verhaald, een prentenboek voor de jeugd met tekst van Oom Abraham en tekeningen van Daan Hoeksema (afb. 1). Het boek verscheen in 1915 in oblongformaat bij uitgeverij Gebr. Koster te Amsterdam.

 

Mee in den Zak gaat over twee ondeugende kinderen uit een welgesteld gezin in Abcoude. Er zijn vier kinderen, van wie Grietje en Pietje niet willen deugen:

Die aten vaak hun bord niet leêg,

Bemorsten ’t kleed met vlek en veeg.

Die spraken woorden grof en plat,

Die plaagden dikwijls hond en kat;

Maar als het sinterklaasfeest nadert, worden Grietje en Pietje ongerust. Sint Nicolaas en Zwarte Piet arriveren op 5 december met een gevulde en een lege zak. In de ene zitten cadeaus voor de twee brave kinderen van het gezin en in de andere worden stoute Grietje en Pietje gestopt. Dat gaat niet vanzelf! (afb. 2) Pieterman brengt hen met de trein naar een hotel en de volgende dag naar de stoomboot. In het ruim hangen talloze andere stoute kinderen, ieder in zijn eigen zak!

De zak heesch men aan boord terstond

Waar reeds een aantal zich bevond.

In deze zaten al te gaar

De stoute kinderen paar bij paar.

Na een woelige reis komen ze in Spanje aan. Het schip heeft averij opgelopen en de zakken worden op een schip met zakken koffiebonen overgeladen. Twee dieven stelen daarna aan de wal de zak met Grietje en Pietje, omdat ze denken dat er koffie in zit. Ze ontdekken de twee kinderen, sluiten hen op en geven hun zangles om hen met zingen geld te laten ophalen. De kinderen krijgen steeds meer spijt van hun wandaden, maar het is te laat:

De zolderdeur gaat dan op slot.

De kleinen zijn alleen, alleen,

Nu barsten ze uit in luid geween.

Ach Piet,” snikt Grietje, „hadden wij

Maar steeds gedaan wat moeder zei!”

De kinderen worden ’s avonds, terwijl het sneeuwt, de straat op gestuurd om te gaan bedelen, maar halen niets op. Ze zijn zo vermoeid dat ze langs de weg in hun zak gaan slapen. Een groep kermismensen neemt hen mee en de baas ervan leert hun hardhandig allerlei acrobatische kunsten, zodat ze met de groep kunnen optreden.

Tijdens een voorstelling worden Grietje en Pietje herkend door Zwarte Piet die met zijn kinderen (!) is komen kijken. Ze worden door de politie toegewezen aan Sint Nicolaas en naar diens paleis gebracht. Daar hoeven ze niet zoals de andere aanwezige stoute kinderen hard te werken, omdat de goede Sint vindt dat ze door hun ernstige lotgevallen al genoeg gestraft zijn.

Grietje en Pietje mogen het hele paleis bekijken, dat vol ligt met allerlei snoep- en speelgoed, maar ze zien ook een ruimte voor de garden:

Eerst kwamen ze in het garten-hok,

Zoo kil was ’t daar dat Pietje schrok

En Grietje sidderde en zoo dicht

Met garten volgepropt…

In een grote zaal zien ze wel duizend stoute kinderen hard aan het werk, bewaakt door Zwarte Piet met een grote roe. Grietje en Pietje worden door Zwarte Piet onderwezen en keren een jaar later met Sint Nicolaas en zijn bediende in een open vliegtuig terug naar Nederland. De andere kinderen zijn al als vrachtgoed in een zolderschuit vooruit gestuurd!

In hun woonplaats Abcoude stopt Zwarte Piet Grietje en Pietje in een grote mand met stro en laat hen als een surprise bij hun ouders bezorgen. Deze zijn heel blij dat ze keurig heropgevoed zijn thuisgekomen. Even later komt Sint Nicolaas binnen en hij geeft aan Grietje en Pietje hun zak ingelijst in een dure lijst als tastbare herinnering aan hun grote avontuur. De goede Sint formuleert tot slot de moraal:

Zij [= de zak] strek’ hen tot gedachtenis

Aan ’t geen de straf voor ondeugd is,

En vorme hen, wars van het kwaad

Tot goede burgers van den staat.”

Een zeer bijzonder sinterklaasboek…

Mee in den Zak is door verhaal, illustraties, vorm en sfeer zeer bijzonder. Het is een van de oudste voorbeelden van een sinterklaasverhaal dat vertelt wat er gebeurt met stoute kinderen, nadat ze in de zak zijn gestopt. De avonturen in Spanje worden zo uitgebreid beschreven, dat de kinderen een goed beeld krijgen van waar en hoe Sint Nicolaas en Zwarte Piet in Spanje wonen en werken, en wat daar gebeurt met stoute kinderen. De Pyreneeën, een aantal Spaanse rivieren en een Spaanse stad worden met name genoemd om het verhaal nog realistischer te maken. Dit alles maakt Mee in den Zak zeer overtuigend voor kinderen die nog in Sint Nicolaas geloven. Het is echter niet het eerste verhaal over de goedheiligman en zijn bediende(n) in Spanje.

Mee in den Zak is een beeldverhaal: per pagina zien we een à twee tekeningen met een berijmde tekst in drie kolommen eronder.[1] Het is een van de eerste Nederlandse beeldverhalen en vermoedelijk het oudste voorbeeld van een beeldverhaal over Sint Nicolaas. Het eerste oorspronkelijk Nederlandse beeldverhaal is volgens mij De neef van Prikkebeen uit 1909, eveneens geestig vervaardigd door Oom Abraham en Daan Hoeksema.[2]

Mee in den Zak is humoristisch door de onverwachte, sterk overdreven of minder geloofwaardige gebeurtenissen. Zo slapen Grietje en Pietje met Zwarte Piet in één hotelbed, krijgen ze zangles om goed te kunnen bedelen, ontbijten ze bij Sint Nicolaas met taart, bananen en vla en wordt hun zak ten slotte ingelijst! De treffende, vaak bijna karikaturale, tekeningen van Daan Hoeksema versterken de humor van dit verhaal in hoge mate.

… met een zeer bijzondere Zwarte Piet

De benamingen van de donkere bediende in Mee in den Zak zijn klassiek (Moriaan, Pieterman, Moor, Moortje en (Zwarte) Piet), maar zijn functie, gedrag en kleding zijn voor het eerst totaal anders.

Zwarte Piet speelt in dit boek namelijk een veel belangrijkere rol dan Sint Nicolaas. Hij blijft dus niet – zoals tot circa 1945 gebruikelijk is – op de achtergrond. Hij heeft een sikje en draagt geen pagekostuum maar een punthoed, een hoge boord met das, een gebloemde pofbroek en zwarte laarzen. We zien hem zelfs roken – hoe onopvoedkundig! Het lijkt erop dat tekenaar Hoeksema dit op eigen houtje heeft bedacht, want in de tekst staat niets over die afwijkende kleding en het roken. Nog meer bijzonder is het feit dat uit de tekst en de illustraties blijkt dat de morjaan getrouwd is en zes kinderen heeft! Hij is bovendien van vele markten thuis: hij verzorgt de jeugd op de reis naar Spanje, bedient in het paleis van Sint Nicolaas, bewaakt de werkende kinderen, onderwijst de jeugd, voedt stoute kinderen weer op, gaat met kinderen zeilen en bestuurt het vliegtuig terug naar Nederland. Vooral door deze aspecten is Mee in den Zak een opvallend sinterklaasboek.

Conclusie

Door inhoud en vorm is Mee in den Zak een zeer bijzonder sinterklaasboek en zeer vernieuwend voor zijn tijd. De makers ervan lijken mij duidelijke beïnvloed door Reizen en Avonturen van Mijnheer Prikkebeen van J.J.A. Goeverneur uit 1858 (met tekeningen van R. Töpffer). Dat is ook te zien aan De neef van Prikkebeen uit 1909.[3] Mee in den Zak is een kentering in de geschiedenis van het sinterklaasboek, ook al is het moralistisch. Maar het is moralisme met een kanjer van een knipoog!

Van Mee in den Zak zijn mij zeven drukken bekend; de zevende is van 1949. Bijna dertig jaar later werd het verhaal in zijn geheel opgenomen in de verhalenbundel Groot Sinterklaasboek.[4] Het moet dus populair geweest zijn, maar dat zal gezien al het voorgaande niemand verbazen.

De auteur en de illustrator

Over Oom Abraham is helaas niets bekend. Over Daan Hoeksema (1879-1935) weten we veel.[5] Hij kreeg zijn tekenopleiding aan de Kunstnijverheidsschool en de Academie van Beeldende Kunsten te Amsterdam. Daan Hoeksema was een bekende tekenaar: hij illustreerde vele kinderboeken en maakte voor de jeugd ook spellen, knip- en kleurboeken en beeldverhalen. Zijn tekeningen voor deze uitgaven zijn vaak erg geestig. Hoeksema tekende misschien wel het eerste Nederlandse beeldverhaal en was een van de eerste reclametekenaars in Nederland. Hij ontwierp ook boekbanden en affiches.

Hoeksema maakte in het eerste kwart van de twintigste eeuw bij uitgeverij Gebroeders Koster in Amsterdam en in Bussum vele prentenboeken voor de jeugd. Dat deed hij samen met de auteurs P.A.E. Oosterhoff en Oom Abraham. Misschien is Oom Abraham wel het pseudoniem van P.A(braham?).E. Oosterhoff.

 

[1] Ik noem dit boek liever een beeldverhaal, omdat een stripverhaal een andere vorm heeft.

[2] Oom Abraham, De neef van Prikkebeen. Een wonderbaarlijke en kluchtige historie. Aan de Jeugd verhaald. Met teekeningen van Daan Hoeksema (Bussum, Gebroeders Koster, [1909]).

[3] Zie Frits Booy, ‘150 jaar Prikkebeen in Nederland’, in: Boekenpost 98, jg. 16, 2008, p. 21 e.v.

[4] Wim Hora Adema (samenst.), Groot Sinterklaasboek (Utrecht/Antwerpen, Uitgeverij Het Spectrum, 1977).

[5] Zie Sjoerd J. Stevan, Daan Hoeksema, tekenaar en kindervriend (Barneveld, Veluws Museum Nairac, 2003).

Afb. 1 Voorkant van Mee in den zak.

Afb. 2 Links: Zakken vol stoute kinderen in het ruim van de stoomboot, klaar voor de reis naar Spanje. Rechts: Zwarte Piet voert alle kinderen uit dezelfde pan.

      

 

 

Afb. 1 Voorkant van Mee in den zak.

Afb. 2 Links: Zakken vol stoute kinderen in het ruim van de stoomboot, klaar voor de reis naar Spanje. Rechts: Zwarte Piet voert alle kinderen uit dezelfde pan.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

NEDERLANDS GENOOTSCHAP VAN BIBLIOFIELEN .

De vierde bijdrage presentatie in deze rubriek beschrijft kort de biografie van Berthe Hoola van Nooten (1817-1892) door David Apollonius Coppoolse, lid van ons genootschap.

David Apollonius Coppoolse

Kunstenares onbekend! Dit gold de Nederlandse kunstenares Berthe Hoola van Nooten (1817-1892) tot de verschijning  van het gelijknamige boek door ons lid David Apollonius Coppoolse deze maand.

De auteur vond ruim twintig jaar geleden een reeks prenten uit het boek Fleurs, fruits et feuillages choisis de la flore et de la pomone de l’Ile de Java, waarvan de eerste uitgave verscheen in Brussel in 1863. Nieuwsgierig geworden naar de kunstenares van deze fraaie prenten deed hij samen met mede-auteur  M. van Dorst nazoeking in de bestaande naslagwerken en overige literatuur. Tot hun verbazing  bleek er nauwelijks iets bekend te zijn over haar leven en werken. Op alle mogelijke manieren zochten zij naar gegevens over deze raadselachtige vrouw. Via een wereldreis op papier vonden zij beetje bij beetje aanknopingspunten die na tien jaar resulteerden in deze biografie.

Berthe Hoola van Nooten bleek een zeer avontuurlijk leven te hebben geleid. Geboren in Utrecht vertrok zij na haar huwelijk met de jurist Dirk Hoola van Nooten naar Paramaribo, waar zij onder de indruk raakte van de overweldigende natuur. Vervolgens vertrokken zij naar Noord Amerika waar zij op diverse plaatsen meisjesscholen stichtte. Na het overlijden van haar echtgenoot vertrok zij na diverse omzwervingen op uitnodiging van haar halfbroer Vincent Jacob naar Java. Ook daar stichtte zij diverse meisjesscholen. In 1862 kreeg zij van het gouvernement de opdracht een plaatwerk over de flora van ’s Lands Plantentuin in Buitenzorg te maken. In het speciaal voor haar geplaatste koepeltje in deze tuin vervaardigde zij tekeningen op ware grootte voor het boek. In 1863 verscheen in Brussel bij de in lithografische prentendruk  gespecialiseerde  uitgever Severeyns haar boek, welk overal lovend werd ontvangen. De biografie van Coppoolse en Van Dorst is in alle opzichten een prachtig boek geworden, dat met ruim 200 afbeeldingen en ca. 1000 noten een aanwinst zal zijn voor elke botanieliefhebber en bibliofiel. Het boek is verschenen bij Noordboek, Gorredijjk. Het Isa de la Fontaine Verwey-le Grandfonds heeft deze uitgave met overtuiging financieel gesteund.

Peter Pruimers

De derde bijdrage  in deze rubriek beschrijft in het kort de publicatie van Ernst van den Boogaart, in leven lid van ons genootschap.

Ernst van den Boogaart (Delft, 1943 – 2025) was  historicus.

Hij werkte in 1978-9 voor museum Het Mauritshuis in Den Haag als curator van een tentoonstelling over Johan Maurits de Braziliaan. Voor de Menil Foundation (Parijs) deed hij onderzoek naar het beeld van de Zwarte in de Westerse kunst. Hij hielp mee als academisch adviseur aan een uitgave van het Itinerario van Jan Huygen van Linschoten voor de Engelse bibliofiele vereniging de Roxburghe Club. In Nederlandse en buitenlandse tijdschriften schreef hij over slavenhandel en slavernij in Nederlands Brazilië en Suriname en andere onderwerpen uit de Europese expansie. Bij gelegenheid trad hij op voor televisie en radio.
In 2019 publiceerde hij Vreemde Verwanten. De wereld buiten Europa, 1400-1600. In 2021 verscheen Het land van de suikermolen. Johan Maurits’ Brazilië; in 2022 De Wimper van de wereld. Vroege ontdekkingen van het Verre Oosten en in 2024 . De Poorten van de Indiën over de De collectie De Bry 1590-1623 verscheen in februari 2024.

De poorten van de Indiën

Reisverhalen uit West en Oost Tussen 1590 en 1623 publiceerden Theodor de Bry en zijn zonen Johan Theodor en Johan Israël (afkomstig uit Leuven) een verzameling van teksten over de buiten-Europese wereld. Er is een West-Indische reeks met werken over Amerika en de Nederlandse en Engelse wereldomzeilingen (twaalf delen) en een Oost-Indische reeks met werken over Afrika en Azië (elf delen). Het laat zien hoe volken in West en Oost destijds gezien werden. De teksten worden aangeduid als ‘reisverslagen’, maar het zijn vooral land- en volkbeschrijvingen, en verslagen van de verkenningen en kolonisaties door Europeanen. De collectie De Bry geeft de Europese expansie weer tussen 1492 en 1623. Een groot deel van de platen met de bijbehorende beschrijvingen gaan over de levenswijze van de vreemde volken en het optreden van de Europeanen buiten Europa.

‘De Poorten van de Indiën’ is een analyse van deze platen en teksten. Delen uit de collectie De Bry waren aan het begin van de zeventiende eeuw in het bezit van edelen, humanisten, magistraten, kooplieden en geestelijken. Ze droegen ertoe bij dat geïnteresseerden zich een voorstelling konden maken van de levenswijzen van buiten-Europese volken en van hun plaats in de mensheidsgeschiedenis. Zij konden zich er zo van vergewissen dat de mensen daar zich net zoals zij zelf bewogen in een wereld tussen Goed en Kwaad.

 De tweede presentatie in deze rubriek is van Frits Booy, verzamelaar en groot kenner van het kinderboek.

Frits Booy – kinder en jeugdliteratuur
Uit Wikipedia: Frederik Jacobus (Frits) Booy (Alphen aan den Rijn, 17 december 1942) is een Nederlands schrijver, sinterklaaskenner[1][2] en publicist uit Baarn. Booy groeide op in Boskoop en volgde een mo-b-lerarenopleiding te Den Haag. Hij was 35 jaar leraar Nederlands, waarvan ruim dertig jaar (1970-2001) aan Het Baarnsch Lyceum in Baarn. Na zijn vervroegd pensioen bleef hij als archivaris aan het Lyceum verbonden. Van 2000 tot 2010 was Booy bestuursvoorzitter van de Stichting Geschiedenis Kinder- en Jeugdliteratuur. Hij is ook betrokken bij het Nederlands Genootschap van Bibliofielen. Booy publiceert artikelen over negentiende-eeuwse kinderboeken, waaronder Waardering en gebruik van negentiende-eeuwse kinderboeken (online op de DBNL), en er verschenen artikelen van zijn hand in de tijdschriften Boekenpost, SchoolAnno en de jaarboeken van het Nederlands Genootschap van Bibliofielen. Hij geeft lezingen over de geschiedenis van de Nederlandse kinder- en jeugdliteratuur. Hij schrijft bij gelegenheid ook artikelen over de Nederlandse literatuur(o.a. Bredero, Wolff en Deken) en publiceert regelmatig in De Boekenwereld.

In 2010 kreeg Booy de Hieronymus van Alphen Prijs uit handen van Jant van der Weg. De prijs wordt toegekend aan personen die zich inzetten voor bevordering en verbreding van de kennis over kinder- en jeugdliteratuur.

De wereld in haar zondagspak (1834)

In mijn collectie kinderboeken bevindt zich een interessant boekje: De wereld in haar zondagspak (Amsterdam, H. Frijlink, 1834), dat de jeugd enige wereldoriëntatie biedt. De auteur is mr. Chr. P. E. Robidé van der Aa (1791-1851), jurist, schrijver (o.a. van kinderboeken) en dichter.
Het boekje bevat zestien ingekleurde gravures met berijmde onderschriften over ‘Bergschotten, Nederlandsche landlieden, Spanjaarden, Hongaren, Turken, Bengalezen, Perzianen, Japannezen, Donsche kozakken, Egyptenaren, Negers, Otaheiters [inwoners van Tahiti], Noord-Amerikaansche indianen, Zuid-Amerikaansche indianen, Esquimaux en Laplanders’.
Het boekje is een bewerking van de anonieme uitgave The costume, manners and peculiarities, of different inhabitants of the globe, calculated to instruct and amuse the little folks of all countries (London, John Harris, 1821). De Engelsen, Duitsers, Fransen en Italianen ontbreken erin. In het ‘Naschrift’ wordt uitgelegd, waarom de Fransen ontbreken:

Want zij [de Fransen] wisslen onophoudlijk, zoo van zeden als gewaad.
Had ik thans hen afgeteekend, ligtlijk zou, naar allen schijn,
Eer het prentje gegraveerd was, weêr de smaak veranderd zijn.

De beschrijvingen zijn stereotiep: de Schot draagt een rokje, de Spanjaard is een opschepper, de Japanners drinken thee, de Nederlanders zijn eenvoudige lieden enz.
Dat maakt ons nieuwsgierig naar de Engelse versie over de Nederlanders! Daar vinden we een afbeelding van een vrouw met een enorme hoed en een man die een pijpje rookt. De hoed wordt spottend vergeleken met een grote theetafel en de rokende man met een schoorsteen. De Nederlandse prent en tekst zijn dus aangepast.

Wat betreft de situatie van de negers is de auteur zeer kritisch:
Met wat de jagt hem schenkt en de aard hem geeft tevreden,
Leeft [sic] in der palmen schaâuw [schaduw] de Neger en zijn gâ;
Hij vreest de tijgers niet van ’t zandig Afrika,
Maar wel de Christnen, die hem ijzren kluisters smeden.
Wie weet, hoe ras die man, van vrouw en kind gescheurd,
In vreemde wereldstreek in slavenboeijen treurt!
De Engelse auteur heeft geen kritiek op de slavernij, die was in 1833 in Engeland afgeschaft.
De volkeren worden in hun beste kleding (zondagspak) afgebeeld. In de Nederlandse versie ontbreken bepaalde gegevens zoals de mededeling dat de Spanjaard geen humor heeft en de Pers zijn vrouw overheerst. In beide uitgaven is er kritiek op de gesluierde Turkse vrouw. En de Chinezen zijn in de Nederlandse versie Japanners geworden! Beide auteurs benadrukken het heil van het christelijke geloof en uiten zich soms nationalistisch.

Frits Booy

.

.

Frederik Schreuder-almanakken

De eerste presentatie in deze rubriek (april 2023) was van Frederik Schreuder. Hij was dertig jaar werkzaam als huisarts. Hij verzamelt en bestudeert sinds veertig jaar almanakken en kalenders uit de hele wereld met speciale aandacht voor tijdrekenkunde en de geschiedenis van de astronomie.

Ruim veertig jaar heb ik almanakken verzameld, niet alleen afkomstig uit Nederland, maar ook uit andere landen in Europa, Azië, Noord- en Zuid-Amerika, Afrika en Australië.
Mijn fascinatie om almanakken te verzamelen ontstond tijdens mijn studententijd in Amsterdam in de Oudemanhuispoort.
Hier kocht ik in 1974 mijn eerste almanak met de veelzeggende titel Vergeet mij niet: muzen-almanak voor 1857.
Ik betrad voor het eerst de wereld van het oude boek en raakte steeds meer geïnteresseerd in de geschiedenis van almanakken, tijdrekenkunde en astronomie.
Almanakken waren voor mij ideale hulpmiddelen om het verleden te bestuderen en beter te begrijpen.
Door het in handen houden van oude boeken maakte ik contact met het verleden.
In maart 2023 is mijn boek Een wereld vol almanakken verschenen bij de Walburg Pers, waarin 100 bijzondere exemplaren worden behandeld.
De collectie bestaat in totaal uit 700 exemplaren. Hoogtepunten zijn onder andere de Almanach nova van Stoeffler (1521) en het Kalendarium Gregorianum perpetuum (1582).
In het rijk geïllustreerde boek worden alle almanakken paginagroot in kleur afgebeeld en van uitgebreide toelichtingen voorzien.

NEDERLANDS GENOOTSCHAP VAN BIBLIOFIELEN .

UITGELICHT

De rubriek UITGELICHT geeft ruimte aan leden van het genootschap om hun bijzondere verzameling of delen daaruit nader toe te lichten. Daarnaast worden boeken gepresenteerd die door leden zijn geschreven,. Regelmatig wisselt de inhoud van deze rubriek.

NEDERLANDS GENOOTSCHAP VAN BIBLIOFIELEN .

UITGELICHT

De rubriek UITGELICHT geeft ruimte aan leden van het genootschap om hun bijzondere verzameling of delen daaruit nader toe te lichten. Daarnaast worden boeken gepresenteerd die door leden zijn geschreven,. Regelmatig wisselt de inhoud van deze rubriek.

NEDERLANDS GENOOTSCHAP VAN BIBLIOFIELEN .

UITGELICHT

De rubriek UITGELICHT geeft ruimte aan leden van het genootschap om hun bijzondere verzameling of delen daaruit nader toe te lichten. Daarnaast worden boeken gepresenteerd die door leden zijn geschreven,. Regelmatig wisselt de inhoud van deze rubriek. De vierde bijdrage presentatie in deze rubriek beschrijft kort de biografie van Berthe Hoola van Nooten (1817-1892) door David Apollonius Coppoolse, lid van ons genootschap.

David Apollonius Coppoolse

Kunstenares onbekend! Dit gold de Nederlandse kunstenares Berthe Hoola van Nooten (1817-1892) tot de verschijning  van het gelijknamige boek door ons lid David Apollonius Coppoolse deze maand.

De auteur vond ruim twintig jaar geleden een reeks prenten uit het boek Fleurs, fruits et feuillages choisis de la flore et de la pomone de l’Ile de Java, waarvan de eerste uitgave verscheen in Brussel in 1863. Nieuwsgierig geworden naar de kunstenares van deze fraaie prenten deed hij samen met mede-auteur  M. van Dorst nazoeking in de bestaande naslagwerken en overige literatuur. Tot hun verbazing  bleek er nauwelijks iets bekend te zijn over haar leven en werken. Op alle mogelijke manieren zochten zij naar gegevens over deze raadselachtige vrouw. Via een wereldreis op papier vonden zij beetje bij beetje aanknopingspunten die na tien jaar resulteerden in deze biografie.

Berthe Hoola van Nooten bleek een zeer avontuurlijk leven te hebben geleid. Geboren in Utrecht vertrok zij na haar huwelijk met de jurist Dirk Hoola van Nooten naar Paramaribo, waar zij onder de indruk raakte van de overweldigende natuur. Vervolgens vertrokken zij naar Noord Amerika waar zij op diverse plaatsen meisjesscholen stichtte. Na het overlijden van haar echtgenoot vertrok zij na diverse omzwervingen op uitnodiging van haar halfbroer Vincent Jacob naar Java. Ook daar stichtte zij diverse meisjesscholen. In 1862 kreeg zij van het gouvernement de opdracht een plaatwerk over de flora van ’s Lands Plantentuin in Buitenzorg te maken. In het speciaal voor haar geplaatste koepeltje in deze tuin vervaardigde zij tekeningen op ware grootte voor het boek. In 1863 verscheen in Brussel bij de in lithografische prentendruk  gespecialiseerde  uitgever Severeyns haar boek, welk overal lovend werd ontvangen. De biografie van Coppoolse en Van Dorst is in alle opzichten een prachtig boek geworden, dat met ruim 200 afbeeldingen en ca. 1000 noten een aanwinst zal zijn voor elke botanieliefhebber en bibliofiel. Het boek is verschenen bij Noordboek, Gorredijjk. Het Isa de la Fontaine Verwey-le Grandfonds heeft deze uitgave met overtuiging financieel gesteund.

Peter Pruimers

Ernst van den Boogaart (Delft, 1943 – 2025) was  historicus.

Hij werkte in 1978-9 voor museum Het Mauritshuis in Den Haag als curator van een tentoonstelling over Johan Maurits de Braziliaan. Voor de Menil Foundation (Parijs) deed hij onderzoek naar het beeld van de Zwarte in de Westerse kunst. Hij hielp mee als academisch adviseur aan een uitgave van het Itinerario van Jan Huygen van Linschoten voor de Engelse bibliofiele vereniging de Roxburghe Club. In Nederlandse en buitenlandse tijdschriften schreef hij over slavenhandel en slavernij in Nederlands Brazilië en Suriname en andere onderwerpen uit de Europese expansie. Bij gelegenheid trad hij op voor televisie en radio.
In 2019 publiceerde hij Vreemde Verwanten. De wereld buiten Europa, 1400-1600. In 2021 verscheen Het land van de suikermolen. Johan Maurits’ Brazilië; in 2022 De Wimper van de wereld. Vroege ontdekkingen van het Verre Oosten en in 2024 De Poorten van de Indiën. De collectie De Bry 1590-1623.

 De tweede presentatie in deze rubriek is van Frits Booy, verzamelaar en groot kenner van het kinderboek.

Frits Booy – kinder en jeugdliteratuur
Uit Wikipedia: Frederik Jacobus (Frits) Booy (Alphen aan den Rijn, 17 december 1942) is een Nederlands schrijver, sinterklaaskenner[1][2] en publicist uit Baarn. Booy groeide op in Boskoop en volgde een mo-b-lerarenopleiding te Den Haag. Hij was 35 jaar leraar Nederlands, waarvan ruim dertig jaar (1970-2001) aan Het Baarnsch Lyceum in Baarn. Na zijn vervroegd pensioen bleef hij als archivaris aan het Lyceum verbonden. Van 2000 tot 2010 was Booy bestuursvoorzitter van de Stichting Geschiedenis Kinder- en Jeugdliteratuur. Hij is ook betrokken bij het Nederlands Genootschap van Bibliofielen. Booy publiceert artikelen over negentiende-eeuwse kinderboeken, waaronder Waardering en gebruik van negentiende-eeuwse kinderboeken (online op de DBNL), en er verschenen artikelen van zijn hand in de tijdschriften Boekenpost, SchoolAnno en de jaarboeken van het Nederlands Genootschap van Bibliofielen. Hij geeft lezingen over de geschiedenis van de Nederlandse kinder- en jeugdliteratuur. Hij schrijft bij gelegenheid ook artikelen over de Nederlandse literatuur(o.a. Bredero, Wolff en Deken) en publiceert regelmatig in De Boekenwereld.

In 2010 kreeg Booy de Hieronymus van Alphen Prijs uit handen van Jant van der Weg. De prijs wordt toegekend aan personen die zich inzetten voor bevordering en verbreding van de kennis over kinder- en jeugdliteratuur.

De wereld in haar zondagspak (1834)

In mijn collectie kinderboeken bevindt zich een interessant boekje: De wereld in haar zondagspak (Amsterdam, H. Frijlink, 1834), dat de jeugd enige wereldoriëntatie biedt. De auteur is mr. Chr. P. E. Robidé van der Aa (1791-1851), jurist, schrijver (o.a. van kinderboeken) en dichter.
Het boekje bevat zestien ingekleurde gravures met berijmde onderschriften over ‘Bergschotten, Nederlandsche landlieden, Spanjaarden, Hongaren, Turken, Bengalezen, Perzianen, Japannezen, Donsche kozakken, Egyptenaren, Negers, Otaheiters [inwoners van Tahiti], Noord-Amerikaansche indianen, Zuid-Amerikaansche indianen, Esquimaux en Laplanders’.
Het boekje is een bewerking van de anonieme uitgave The costume, manners and peculiarities, of different inhabitants of the globe, calculated to instruct and amuse the little folks of all countries (London, John Harris, 1821). De Engelsen, Duitsers, Fransen en Italianen ontbreken erin. In het ‘Naschrift’ wordt uitgelegd, waarom de Fransen ontbreken:

Want zij [de Fransen] wisslen onophoudlijk, zoo van zeden als gewaad.
Had ik thans hen afgeteekend, ligtlijk zou, naar allen schijn,
Eer het prentje gegraveerd was, weêr de smaak veranderd zijn.

De beschrijvingen zijn stereotiep: de Schot draagt een rokje, de Spanjaard is een opschepper, de Japanners drinken thee, de Nederlanders zijn eenvoudige lieden enz.
Dat maakt ons nieuwsgierig naar de Engelse versie over de Nederlanders! Daar vinden we een afbeelding van een vrouw met een enorme hoed en een man die een pijpje rookt. De hoed wordt spottend vergeleken met een grote theetafel en de rokende man met een schoorsteen. De Nederlandse prent en tekst zijn dus aangepast.

Wat betreft de situatie van de negers is de auteur zeer kritisch:
Met wat de jagt hem schenkt en de aard hem geeft tevreden,
Leeft [sic] in der palmen schaâuw [schaduw] de Neger en zijn gâ;
Hij vreest de tijgers niet van ’t zandig Afrika,
Maar wel de Christnen, die hem ijzren kluisters smeden.
Wie weet, hoe ras die man, van vrouw en kind gescheurd,
In vreemde wereldstreek in slavenboeijen treurt!
De Engelse auteur heeft geen kritiek op de slavernij, die was in 1833 in Engeland afgeschaft.
De volkeren worden in hun beste kleding (zondagspak) afgebeeld. In de Nederlandse versie ontbreken bepaalde gegevens zoals de mededeling dat de Spanjaard geen humor heeft en de Pers zijn vrouw overheerst. In beide uitgaven is er kritiek op de gesluierde Turkse vrouw. En de Chinezen zijn in de Nederlandse versie Japanners geworden! Beide auteurs benadrukken het heil van het christelijke geloof en uiten zich soms nationalistisch.

Frits Booy

.

.

Frederik Schreuder-almanakken

De eerste presentatie in deze rubriek (april 2023) was van Frederik Schreuder. Hij was dertig jaar werkzaam als huisarts. Hij verzamelt en bestudeert sinds veertig jaar almanakken en kalenders uit de hele wereld met speciale aandacht voor tijdrekenkunde en de geschiedenis van de astronomie.

Ruim veertig jaar heb ik almanakken verzameld, niet alleen afkomstig uit Nederland, maar ook uit andere landen in Europa, Azië, Noord- en Zuid-Amerika, Afrika en Australië.
Mijn fascinatie om almanakken te verzamelen ontstond tijdens mijn studententijd in Amsterdam in de Oudemanhuispoort.
Hier kocht ik in 1974 mijn eerste almanak met de veelzeggende titel Vergeet mij niet: muzen-almanak voor 1857.
Ik betrad voor het eerst de wereld van het oude boek en raakte steeds meer geïnteresseerd in de geschiedenis van almanakken, tijdrekenkunde en astronomie.
Almanakken waren voor mij ideale hulpmiddelen om het verleden te bestuderen en beter te begrijpen.
Door het in handen houden van oude boeken maakte ik contact met het verleden.
In maart 2023 is mijn boek Een wereld vol almanakken verschenen bij de Walburg Pers, waarin 100 bijzondere exemplaren worden behandeld.
De collectie bestaat in totaal uit 700 exemplaren. Hoogtepunten zijn onder andere de Almanach nova van Stoeffler (1521) en het Kalendarium Gregorianum perpetuum (1582).
In het rijk geïllustreerde boek worden alle almanakken paginagroot in kleur afgebeeld en van uitgebreide toelichtingen voorzien.

>

.